zoeken Nieuwsbrief
      Linkedin    Twitter   
  
weblog
 

Max Verstappen heeft géén talent.

Door: ,   14-10-2016,   10:43 uur
 

Is Max Verstappen ‘geboren’ als F1 coureur? Zijn het de genen waarin zijn potentieel als coureur is vastgelegd? Volgens de wetenschapper Anders Ericsson is het niets van dit alles. Niet het talent maar het jarenlang doelbewust trainen en oefenen (deliberate practice) bepaalt volgens het onderzoek van Ericsson het succes van Max. Dit gegeven zet de huidige talentindustrie op zijn kop.

Max Verstappen heeft overcapaciteit


Niet alleen bij Max Verstappen maar ook bij de best presterende voetballers, muzikanten, wiskundigen, regisseurs en dergelijke is talent dé belangrijkste verklaring voor het succes. Talent of aanleg is vastgelegd in de genen en dat maakt volgens velen het verschil tussen een gewone of een buitengewone prestatie.
 
Zo schrijft Frits van Amersfoort, die Max een tijd in zijn team heeft begeleid, zijn prestaties toe aan het hebben van talent:
‘Kijk, het interne geheugen bepaalt de snelheid van je computer. En in autosport is het zo dat hoe getalenteerder je bent, hoe minder geheugen je nodig hebt om de auto binnen de witte lijnen te houden. Je houdt dus capaciteit over. Vergelijk het met skiën. Als je van de blauwe of rode piste af gaat, kun je er een liedje bij zingen. Bij de zwarte heb je alles nodig om overeind te blijven. Bij Max zag je direct dat hij wist wat hij deed. Hij had overcapaciteit,'' (AD, 11-4-15).
 
Talent is een mythe
Natuurlijk heeft Van Amersfoort gelijk. Max heeft overcapaciteit, maar is dat toe te schrijven aan talent? De vraag stellen is hem beantwoorden.
 
Volgens Ericsson (2016) beschikt geen enkel mens over talent. Wél is iedereen toegerust met het unieke vermogen van de hersenen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Deze aanpassing ontstaat uitsluitend door vele jaren doelbewust te trainen en te oefenen. Ericsson beschrijft het voorbeeld van taxichauffeurs in London. De taxichauffeurs in London moeten examen doen in ‘de weg weten zonder navigatie’ om een vergunning te krijgen. Dit examen vereist een ongelooflijke hoeveelheid topografische kennis om de kortste route te vinden binnen een straal van 10 km rond Charing Cross. Om het examen te kunnen halen is het nodig jarenlang doelbewust te trainen en te oefenen. Dit blijkt gepaard te gaan met meetbare functieveranderingen in de hersenen. Uit onderzoek van MRI-scans bleek dat taxichauffeurs die het examen halen (en nog werken) een forse toename hebben van het achterste deel van de hippocampus. Dit gebied is verantwoordelijk voor de navigatie. Dit fysieke aanpassingsvermogen van de hersen is volgens Ericsson een reactie die te vergelijken is met de toename van de spiermassa door intensief trainen (zwemmen, gewichtheffen, turnen, tennissen enzovoort).
 
Ja, Van Amersfoort constateert terecht dat Max Verstappen (neurale) overcapaciteit heeft. Dat is echter niet te verklaren door aanleg of talent, maar uitsluitend door het jarenlang intensief trainen en oefenen. De hersenen passen zich bij Max aan op een vergelijkbare manier als het geval is bij schakers, muzikanten, artsen en al die anderen die jarenlang intensief trainen en oefenen om (top)prestaties te leveren.
 
Het is met andere woorden misleidend te denken dat (top)prestaties overwegend toe te schrijven zijn aan talent. Daarmee wordt de deliberate practice van toppers genegeerd. Uitzonderlijke prestaties zijn uitsluitend het gevolg van jarenlang doelbewust trainen en oefenen en dat is bij Max Verstappen, en al die andere toppers, niet anders. Het omgekeerde is volgens Ericsson ook waar. Gewone mensen kunnen met behulp van doelbewust trainen en oefenen (deliberate practice) komen tot buitengewone prestaties – een uitdagende gedachte.
 
Max Verstappen en deliberate practice
Het is een mooi verhaal. Max Verstappen maakt als klein kind al kennis met de unieke entourage van de Formule 1. Daar blijft het niet bij, want Max weet zijn ouders ertoe over te halen om hem op jonge leeftijd te laten karten. Hoe jong hij ook is, Max blijkt bijzonder gemotiveerd om te racen en toe te treden tot de wereldtop als formule 1 coureur. Het is deze motivatie waardoor hij jarenlang doelbewust traint en oefent. De manier waarop Max Verstappen onder begeleiding van zijn vader Jos traint en oefent voldoet aan de principes van deliberate practice volgens Ericsson.
 
De gouden standaarden van deliberate practice zijn volgens Ericsson:
  • Specifiek doel.
Het doel van Max Verstappen is om Formule 1 coureur te worden. Dit doel is ver weg. Daarom zijn specifieke doelen nodig om stap voor stap beter te worden in de bijzondere aspecten van de gewenste prestaties zoals techniek van het rijden om banden te sparen, de afstemming van de kart, het feitelijk racen of onderdelen hiervan enzovoort. Stap voor stap betekent dat er specifieke doelen zijn per dag, week, maand en jaar en dit vele jaren achter elkaar.
  • Consequent leren van feedback.
Leren om beter te presteren op basis van een specifiek doel is uitsluitend mogelijk door direct feedback te krijgen. Feedback is in dit geval de informatie die nodig is om te leren gedrag bij te stellen, te corrigeren of te handhaven met als doel de volgende stap in de ontwikkeling te maken. Zelf met feedback leren werken is van cruciaal belang. Alleen dan ben je in staat om tijdens of na afloop van de te leveren prestaties gedrag op een effectieve manier bij te sturen. Dit is de motor voor voortdurende ontwikkeling en dat stopt nooit.
  • Discomfort zone.
Leren om voortdurend beter te presteren vereist een georganiseerde uitdaging om net een stap verder te gaan dan de huidige prestatie. Dus op het moment dat je iets beheerst is er de uitdaging om meer van jezelf te vragen en verder te gaan met leren. Dit is onprettiger dan gedacht. Leren in de discomfort zone kan gepaard gaan met negatieve gevoelens zoals angst om te falen, diepe frustratie en dergelijke. Met een fijn gevoel van voldoening als het volgende niveau is bereikt. Om jezelf vervolgens weer snel uit te dagen verder te gaan met de ontwikkeling: in de discomfort zone.
  • Zorg voor een sterk fundament.
Het verwerven van nieuwe vaardigheden is relatief eenvoudiger als de basis op een effectieve manier is aangeleerd. Dan pas is het mogelijk om stapsgewijs specifieke dingen af te leren, opnieuw te leren en ook nieuwe vaardigheden te verwerven. Zo is Max Verstappen als geen enkele andere coureur in de formule 1 in staat om zeer zuinig met zijn banden om te gaan. Dit is een goed voorbeeld van een specifieke vaardigheid, waarvoor het uiteraard eerst nodig is om competitief te kunnen racen.
  • Betrokkenheid en focus.
Ontwikkeling naar (top)prestaties is alleen mogelijk bij voldoende betrokkenheid en eigenaarschap. Het gaat er niet om passief te luisteren naar de adviezen van anderen of te oefenen zonder zelf eigenaarschap te demonstreren. Het is juist de persoonlijke aandacht en de bereidheid om jarenlang inspanningen te leveren die zo kenmerkend zijn voor doelbewust trainen en oefenen. Zonder deze betrokkenheid en focus zou Max Verstappen nooit zo jong in de formule 1 hebben gereden – een record. En dat berust niet op toeval of talent…
  • Mentale representaties.
Een belangrijk kenmerk van toppers is het vermogen om mentale representaties te vormen. In het geval van Max Verstappen is dat duidelijk de visuele representatie van het circuit, de bochten, de rechte stukken, waar wel of niet in te halen enzovoort. Op deze manier kan Max tijdens de race de eigen prestaties monitoren, inschatten waar wel of niet in te halen met de juiste oplossing (ondanks de uitzonderlijk hoge snelheden) en waar nodig zijn rijgedrag te corrigeren. De mentale representatie functioneert als referentiemodel om de eigen prestaties te monitoren en zo nodig te corrigeren.
  • Expert coaching.
Voor de ontwikkeling van (top)prestaties is een expert nodig die coacht en adviseert met de winnende combinatie van expliciete en impliciete kennis. Dat is bij Max Verstappen het geval. Vader Jos is zelf een gerenommeerde formule 1 coureur met erg veel ervaring, de juiste netwerken en de kennis die nodig is om Max de fijne kneepjes van het vak te leren.
 
Alleen door jarenlang doelbewust te trainen en te oefenen is Max Verstappen zover gekomen. Feitelijk demonstreert deze aanpak dat talent een mythe is. Het werkt ook misleidend want (top)prestaties zijn niet langer meer voorbehouden aan buitengewone mensen. Ook gewone mensen kunnen volgens Ericsson buitengewone prestaties leveren door deliberate practice toe te passen. Dit is wel minder eenvoudig dan het lijkt.
 
De kracht van het informele leren en 70.20.10
Formele opleidingen om formule 1 coureur te worden bestaan niet. Het is daarom verbazingwekkend om te zien hoe jong en hoe buitengewoon Max Verstappen presteert door een slimme afwisseling van formeel en informeel leren via de gouden standaarden van deliberate practice. Natuurlijk zijn er voldoende formele, geplande sessies geweest om te trainen, te racen, (online) te oefenen enzovoort. Maar het is vooral ook leren door te doen (70) en met anderen (20).
 
De talentindustrie en deliberate practice
In de wereld van training en opleiding staat heel vaak de ontwikkeling van talent centraal. Dit is een misleidend uitgangspunt afgezet tegen de principes van deliberate practice van Ericsson. Alleen al de selectie van talent werpt een donkere schaduw op deze programma’s. Wat is er namelijk te selecteren als talent geen relevante variabele is?
 
Dan de factor tijd. Vrijwel 99% van de aangeboden talentprogramma’s duren niet langer dan enkele dagen, weken of maanden. Met onvoldoende intensiteit om te voldoen aan de gouden standaarden van deliberate practice. Denk aan de lengte, de afwisseling formeel en informeel (70.20.10), coaching door experts, mentale representaties, consequent leren in de discomfort zone enzovoort.
 
De talentindustrie is door Ericsson uitgedaagd om zichzelf opnieuw uit te vinden. Om op die manier bij te dragen aan betere prestaties als gevolg van deelname aan dergelijke programma’s. Uiteraard niet met de bedoeling om de mondiale top te bereiken. Wél met de bedoeling om de deelnemers meetbaar beter te laten presteren in de organisatie in welke rol dan ook. Beter presteren kan ook door enkele maanden achter elkaar de principes van deliberate practice toe te passen.
 
Laat de talentindustrie de gouden standaarden van deliberate practice van Anders Ericsson omarmen. Zodat de discussie over de effecten van talentprogramma’s naar de achtergrond verdwijnt. Dat deze gouden standaarden van Ericsson gebaseerd zijn op de afwisseling van doelbewust trainen én oefenen is op te vatten als een pleidooi voor de principes van het 70.20.10 referentiemodel. Dat berust volgens mij niet op toeval…
 
Bronnen
Ericsson, A. (2016) ‘Peak. Secrets from the new science of expertise’. Boston, New York: Houghton Mifflin Harcourt.
Arets, J & Heijnen, V & Jennings, C. (2015) ‘70:20:10 naar 100% Performance’. Maastricht: Sutler Media.

 
 Doorsturen    10 reacties

 
 
 
Over de auteur:
Jos Arets - CEO van Tulser 


·      Architect van toekomstbestendige oplossingen om mensen & organisaties meetbaar met 70:20:10 oplossingen beter te laten presteren.
·      Auteur van boeken met het doel hrd te versterken zoals '70:20:10 naar 100% performance', ‘Kostbaar Misverstand; van training naar business improvement’ en ‘Liever (g)een training’.
·   Samen met Charles Jennings en Vivian Heijnen heb ik het 70:20:10 Institute opgericht om dit gedachtegoed in cocreatie met onze collega's in de wereld te verspreiden en te verbeteren.   
 

Laatste weblogs

  Hoeveel burn-out fabrieken zijn er nog in ons land?
  Het rationeel discours
  Tegen de haren instrijken
 
reacties
 
Rick  |   | 
15-10-2016
 | 
03:20 uur
Hoi Jos,

Naar aanleiding van je artikel hink ik op twee gedachten. Aan de ene kant staan er een aantal goede tips in. De gouden standaarden voor deliberate practice zijn zeker waardevol. Aan de andere kant vind ik het jammer dat je zulke stellige uitspraken doet over het belang van deliberate practice.

Je zegt bijvoorbeeld: 'Alleen door jarenlang doelbewust te trainen en te oefenen is Max Verstappen zover gekomen. Feitelijk demonstreert deze aanpak dat talent een mythe is. Het werkt ook misleidend want (top)prestaties zijn niet langer meer voorbehouden aan buitengewone mensen.'

Het lijkt zo net alsof we 10 jaar terug in de tijd gaan en rondjes blijven lopen. De laatste wetenschappelijke inzichten laten een genuanceerder beeld zien over het belang van deliberate practice: https://scholarship.rice.edu/bitstream/handle/1911/76260/Oswald_Deliberate_Practice.pdf?sequence=1&isAllowed=y

https://www.researchgate.net/profile/David_Moreau/publication/290438899_How_Important_is_Deliberate_Practice_Reply_to_Ericsson_2016/links/5745594408ae9f741b408b24.pdf

Een artikel van Ross Tucker geeft een aardig beeld over de complexiteit van hoe topprestaties mogelijk tot stand komen.
(Klik hier)

Geen enkele wetenschapper zal ontkennen dat deliberate practice belangrijk is. Het is echter geen heilige graal. Dat sommige mensen tot veel meer in staat zijn dan ze denken is een mooie boodschap. Mensen dienen zeker op te passen dat ze zichzelf onnodig begrenzen. Er zijn echter limieten.

Groet,

Rick
Jos  |   | 
16-10-2016
 | 
13:11 uur
Hallo Rick,

Hartelijk dank dat jij de moeite hebt genomen om én te reageren én aanvullend wetenschappelijk onderzoek in te brengen. In essentie zien we in de bijdragen van David Moreau en Ross Tucker de reflecties van het nature/nurture debat terug. Daarbij gaat het volgens mij nooit om de winnaar van dit debat, maar om de vraag hoe mensen te ondersteunen om beter te kunnen presteren. Natuurlijk hebben Moreau en Tucker gelijk als het om genen en fysiologische factoren gaat en de wereldtop.

Dit alles neemt niet weg dat de waarde van deliberate practice overeind blijft. Ook in de optiek van Moreau en Tucker. Alleen resteert de vraag hoeveel van de variantie te verklaren is door nature en hoeveel door nurture.

De essentie van de boodschap van Ericsson is echter van een geheel andere aard. Hij stelt dat deliberate practice mensen in staat stelt om ergens goed in te worden ook als je denkt daar geen talent of aanleg voor te hebben. Het is precies deze boodschap, die zo belangrijk is voor het hrd-vakgebied. Waarbij ik de gouden standaarden van deliberate practice vrijwel nooit in de aanpak terug zie. Ook is er te vaak te weinig budget om mensen in organisaties te ondersteunen in de deliberate practice.

De gouden standaarden van de deliberate practice vormen volgens mij criteria waar ontwikkeltrajecten aan moeten voldoen om daadwerkelijk te komen tot het verwerven van effectiever gedrag dat tot betere resultaten leidt.

De boodschap van Ericsson is zeer optimistisch van aard. Ondanks de idee van een een gebrek aan talent zijn mensen tot veel meer in staat dan vaak door hen zelf en de omgeving wordt aangenomen. Dit is in de kern een ontwikkelgerichte stelling die voor iedereen aanknopingspunten biedt om 'Anders' te denken en te handelen als het om de ontwikkeling van expertise gaat. Vandaar mijn oproep om de gouden standaarden van deliberate practice te interpreteren als richtsnoeren voor de integrale ontwikkeling van mens en organisatie. Dat gaat dan ook altijd over de intelligente versterking van het (in)formele leren door te werken en te oefenen.

Zo zijn de limieten waar jij het over hebt zeker aan de orde als het om de (wereld)top gaat. Maar er blijft nog uitzonderlijk veel winst te behalen om beter te presteren met deliberate practice voor de gewonen mensen, die in de eigen context tot buitengewone prestaties kunnen komen. Laat dit nu de gezamenlijke opgave zijn van hrd-professionals en het management in organisaties.

Groeten,

Jos
Ad de Beer  |   | 
17-10-2016
 | 
09:22 uur
Uiteraard is het complete onzin, want als je met alleen trainen tot wereldprestaties kon komen, had Blind de grootste moeite om een Nederlands Elftal samen te stellen. Duizenden jongens en meiden trainen uren per dag om voetballer te worden, slechts een zeer beperkt aantal haalt de top. En als we naar de top kijken, dan weten we dat Cruijff, Maradonna, Romario, Zlatan, om er maar een paar te noemen, een geweldige hekel hadden aan trainen.
Ook laat hersenonderzoek zien dat hersenen van top talenten een andere structuur hebben, dat toptalenten een andere spieropbouw hebben.
Daarnaast is onlangs door diverse onderzoeken aangetoond dat de wet van de 10.000 uren niet klopt.
Kortom, aardige poging om aandacht te krijgen, ook een talent, maar er is meer dan genoeg bewijs dat talent wel degelijk bestaat.
Martin  |   | 
17-10-2016
 | 
12:09 uur
Grappig dat in 1 artikel wordt gesteld dat talent niet bestaat en er vervolgens de definitie van gegeven wordt.
Rick  |   | 
18-10-2016
 | 
00:49 uur
Hoi Jos,

Bedankt voor je uitgebreide reactie. Ik deel je mening dat er bij veel mensen nog een enorme winst te behalen valt om beter te presteren. Onder meer doelbewust trainen en oefenen kunnen daar absoluut een belangrijke rol in spelen.

Verder vind ik het goed om te lezen dat je een nuancering maakt inzake deliberate practice. De titel van je artikel en enkele ferme uitspraken die je daarin doet zijn wellicht ongelukkig gekozen. Het gaat onnodig ten koste van de kern van je boodschap.

Mijn inziens is het ontwikkelen van mensen om grensverleggende prestaties te leveren een uniek, dynamisch en complex proces. Een interessant artikel vind ik bijvoorbeeld: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4837162/

Het is in mijn optiek de uitdaging om bruggen te bouwen tussen verschillende kennisdomeinen - waaronder deliberate practice - om mensen verder te ontwikkelen.

Vriendelijke groet,

Rick Lahaye
Jos  |   | 
18-10-2016
 | 
09:36 uur
Hallo Ad,

ik lees in jou (onvolledig geïnformeerde) reactie dat je het oneens bent. Dat kan en houdt de discussie levendig. Het door jou gebruikte argument van miljoenen mensen die trainen om (top)voetballer te worden is helaas invalide. Ericsson, niet ik maar hij, demonstreert op basis van jarenlang onderzoek dat deliberate practice niet kan worden verward met gewoon trainen en oefenen - zie de gouden standaard zoals beschreven in de blog. Het gaat dus ook om de kwaliteit van de deliberate practice en dat is precies het argument waarom natuurlijk die 10.000 uren regel door Gladwell verkeerd is overgenomen van Ericsson.

Andersom geredeneerd: is het mogelijk voor te stellen dat er topvoetballers zijn die geen deliberate practice hebben beoefend? Denk inderdaad aan Cruijff en al die andere wereldsterren. Zij zijn het product van jarenlang trainen en oefenen en ik kan je verzekeren dat Cruijff een schoolvoorbeeld was van deliberate practice.

Als er door deze blog aandacht is voor alle mensen die vaak ten onrechte denken dat ze het talent niet hebben voor iets en dat dan maar achterwege laten, dan ben ik daar gelukkig mee. Want dat is de hoopvolle boodschap, waarbij Ericsson stelt dat er meer mogelijk is door nurture dan vaak gedacht. Iets dat in organisaties en door hr(d) wat mij betreft stevig kan worden omarmd.
Wendy  |   | 
18-10-2016
 | 
13:48 uur
Volgens mij is het het zelfde als bij het nature/nurture debat, zonder talent kan je net zoveel oefenen als je wil, maar het zal niks worden... Zonder oefenen kan je nooit de top bereiken en blijven.... Wat wel opvalt is dat alle extreem goede sporters.... dag en nacht, bijna obsessief bezig waren met hun sport.... heel veel uren meer trainden dan anderen.... @ Ad de Beer, het is een combinatie, het een kan niet zonder het andere....
Pool  |   | 
20-10-2016
 | 
12:50 uur
Leuk stukje wat hier en daar in overeenstemming is met plat getreden paden.
Het item Max is natuurlijk gekozen om je zelf in de picture te stellen anders had niemand dit gelezen volgens onderzoek!
Formule1 fan Karel  |   | 
26-10-2016
 | 
11:28 uur
Veel oefenen levert i.d.d. automatisme op, maar Max (en vele andere sporters) behoorden al op zeer jonge leeftijd tot de besten.

Zoals Wendy al aangeeft, je kunt oefenen en oefenen, maar dat wil nog niet zeggen dat je de top zult bereiken. Daarbij oefenen je tegenstanders ook heel veel.

Er is ongetwijfeld iets als talent
M  |   | 
26-10-2016
 | 
16:55 uur
Ik zal ook wel niet goed gelezen hebben, maar het druist erg tegen alles wat ik denk te weten in om te stellen dat iedereen even goed worden in bepaalde zaken.
Los van fysieke voordelen voor een bepaalde bezigheid, dacht ik toch ook dat elke hersenpan zodanig verschilt dat dat veel invloed heeft.

 

REAGEREN

Naam:
Emailadres:
URL: (niet verplicht) http:// 
 
Reactie/Opmerking:
Ik wil bericht per e-mail ontvangen als er meer reacties op dit artikel verschijnen.
 
Als extra controle, om er zeker van te zijn dat dit een handmatige reactie is, typ onderstaande code over in het tekstveld ernaast. Is het niet te lezen? Klik hier om de code te wijzigen.
 
Human Design op de werkvloer voor teameffectiviteit en bedrijfsgroei
reacties
Top tien arbeidsmarktontwikkelingen 2022 (1) 
‘Ben jij een workaholic?’ (1) 
Een op de vier bedrijven niet bezig met klimaat en duurzaamheid (3) 
Eén op zeven Nederlanders staat niet achter aanbod van hun organisatie  (1) 
Drie manieren om te reageren op onterechte kritiek (1) 
Een cyber-survivalgids voor managers: hoe ga je om met cyberaanvallen?  (1) 
Mind your data (1) 
top10