9 april 2009 -
Het belang van nieuwe bedrijven voor de Nederlandse economie en voor de werkgelegenheid is de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. Belangrijke structurele oorzaken achter de groei van het aantal oprichtingen zijn de opkomst van nieuwe diensten en een stimulerend overheidsbeleid ten aanzien van ondernemerschap.
Bovendien heeft de versobering van de sociale zekerheid het ondernemerschap in beeld gebracht als goed alternatief voor het werknemerschap. In het rapport ‘Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid – periode 1987-2008’ beschrijft onderzoeksbureau EIM de ontwikkelingen die in deze periode hebben geleid tot een ondernemender Nederland.
Pushfactor De verdubbeling van het aantal nieuwe bedrijven in de periode 1987-2007 kent structurele en incidentele oorzaken. Belangrijke structurele oorzaken achter de snelle groei van het aantal oprichtingen zijn onder andere de opkomst van nieuwe diensten en een sterk stimulerend overheidsbeleid ten aanzien van ondernemerschap. Bovendien heeft de versobering van de sociale zekerheid het ondernemerschap in beeld gebracht als goed alternatief voor het werknemerschap. Incidentele oorzaken hebben ook een belangrijke invloed op de groei van ondernemerschap. De economisch slechte jaren 1992 en 1993 kenmerkten zich door vele reorganisaties waardoor velen hun baan verloren. Een flink deel van hen is in die jaren een eigen bedrijf begonnen. Wat in 1992 en 1993 geldig was, gold ook voor de jaren 2004 en 2005. Ook in deze periode was de ongunstige arbeidsmarkt een belangrijke pushfactor gebleken. In 2006 en 2007 nam het aantal starters aanzienlijk toe. Deze toename is voornamelijk het gevolg van de aantrekkende economie. Hierdoor zijn er goede afzetverwachtingen en is er een mogelijkheid om terug te vallen op een baan in loondienst. Deze factoren worden ook wel pullfactoren genoemd. In 2007 is het aantal nieuwe ondernemingen toegenomen tot 93.000. Van het aantal nieuwe bedrijven in 2007 zijn er bijna 70.000 aan te merken als een starter en 23.000 als een nieuw dochterbedrijf (bedrijf opgericht door een al bestaand bedrijf).
Banencreatie
Het belang van bestaande bedrijven voor de werkgelegenheidsontwikkeling is in de afgelopen jaren weer sterk toegenomen. Van 2002 tot en met 2004, een periode met laagconjunctuur, nam het aandeel van bestaande bedrijven in de banencreatie af tot 52 procent. Vanaf 2005 neemt het aandeel van bestaande bedrijven flink toe. In 2007 bedroeg de banencreatie bij bestaande bedrijven 345.000 banen, bijna 70 procent van het totaal. Over een langere (vijfjaars)periode bezien, blijkt dat grofweg 70 procent van de banencreatie afkomstig is van bestaande bedrijven en 30 procent van nieuwe en relatief jonge bedrijven. De snelheid van vernieuwing van het werkgelegenheidsbestand, de turbulentie, is door de jaren heen vrijwel voortdurend toegenomen. De jobturnover kan hiervoor als maat gezien worden. Jobturnover is de aanduiding voor de optelling van de bruto banencreatie en het positieve getal van het bruto banenverlies. De jobturnover is tussen 1990 en 2007 toegenomen van ongeveer 400.000 banen in 1990 tot bijna 734.000 banen in 2007.