10 december 2008 -
Een steeds groter deel van het inkomen van de CEO van AEX genoteerde bedrijven is variabel. Gemiddeld bestaat nog slechts een kwart van het beloningspakket uit het vaste basissalaris; 75 procent is variabel en daarom afhankelijk van geleverde prestaties.
De Rotterdam School of Management, Erasmus University en Hewitt Associates hebben ook dit jaar weer gezamenlijk onderzoek verricht naar de beloningspraktijk in Nederland. Op basis van de resultaten van het onderzoek is voor de groep beursfondsen die relatieve prestatiemeting toepassen een aantal aanbeveling geformuleerd.
1. Beloon geen benedengemiddelde prestaties
60 procent beloont prestaties als deze onder het gemiddelde van de sector vallen. Dit is tegen de wens van aandeelhouders, die alleen bovengemiddelde prestaties beloond willen zien.
2. Vergelijk appels met appels
Uit dit onderzoek blijkt dat ongeveer 75 procent ondernemingen zich vergelijken met sectorgenoten. Verdere analyse laat zien dat deze gekozen peer group ondernemingen bevat met eenzelfde omvang (gemeten in omzet of beurswaarde) en een soortgelijk risicoprofiel. Een kwart van de ondernemingen, daarentegen, spiegelt zich aan een algemene marktindex, zoals de AEX, of een combinatie van een index
en andere vergelijkbare onderneming.
3. Zorg voor een evenwichtige omvang van de peer group
Enerzijds moet het aantal sectorgenoten niet te klein zijn, omdat daarmee de kans op toevalligheden groot is. Anderzijds blijkt uit dit onderzoek dat naar mate de peer group groter wordt de gelijkenis binnen de referentiegroep afneemt. Gevolg hiervan is dat de relatieve prestatiemeting wederom meer willekeur vertoont. Er moet dus een delicaat evenwicht worden gevonden met betrekking tot het aantal peers.
4. Hanteer een 1:1 relatie tussen prestatie en beloning
Slechts een kwart van de ondernemingen hanteert een lineaire target range, waardoor de prestaties en beloning 1:1 zijn gekoppeld, terwijl dit zorgt voor een evenwichtige prikkel voor bestuurders. In driekwart van de gevallen worden andere vairanten gebruikt. Soms wordt er gewerkt met getrapte uitkering, waarbij posities 1-3 leidt tot bonus x en 4-6 tot bonus y, etc. In een dergelijk geval is er dus geen motivatie voor de bestuurder om zich nog verder in te spannen zodra hij een derde plek heeft behaald. Nog erger zijn de bijna exponentiële varianten, waarbij betere prestaties resulteren in meer dan evenredige stijging van de bonussen. Dit kan aansporen tot overmatig risicovol gedrag.
5. Hanteer lokale valuta
Zorg dat de koersprestaties niet worden vertekend door hevige koersschommelingen op de valutamarkt. Vooral als de onderneming zich spiegelt aan een internationale peer group.
6. Vermijd onnodige complexiteit
Bijna 40 procent van de onderzochte aandelenplannen bevat twee of meerdere maatstaven. Voor de AEX ligt dit percentage op 25 procent. Hierdoor moeten de afzonderlijke maatstaven worden gemeten en gewogen. In een enkel geval worden de maatstaven zelfs onderling gekoppeld waardoor een matrix ontstaat van mogelijke uitkomsten. In de meeste gevallen leidt dit tot onnodig complexiteit.
7. Wijzig plannen niet te snel bij tegenvallende prestaties
Sommige bedrijven worstelden met het behalen van goede koersprestaties ten opzichte van hun peer group. Hoewel daarmee het management een plezier wordt gedaan, blijft het onderliggende probleem, namelijk de achterblijvende koersprestaties voor aandeelhouders bestaan.
8. Maak duidelijk hoe koersprestaties worden gemeten
Rendement op aandelen bestaat uit koerswinst en ontvangen dividenden. Kortom de berekening lijkt relatief eenvoudig. De praktijk is echter weerbarstiger. Onduidelijk is wanneer exact wordt gemeten. Wordt gemeten vanaf 1 januari of vanaf het moment van toekenning? Wordt gerekend met gemiddelden? Vindt de berekening plaats in lokale valuta of wordt alles uitgedrukt in een gemeenschappelijke valuta? Er is een grote variëteit aangetroffen, die ertoe leidt dat het objectiveren van de prestatie van de onderneming bijzonder lastig maakt in de huidige verslaggevingspraktijk.
9. Zorg voor een duidelijke target range Uit dit onderzoek blijkt dat in ongeveer tweederde van de observaties een volledige target range wordt opgenomen in het jaarverslag. In een derde van de gevallen geen of een gedeeltelijke target range opgenomen. Hierdoor is het onduidelijk voor de buitenwacht welke prestaties leiden tot welke beloning.
10. Geef inzicht en een toelichting bij uiteindelijke score
Om de prestaties van de onderneming op waarde te kunnen schatten dient in een ideaal scenario de onderneming een duidelijke toelichting op te nemen waarom zij volgens haar inzichten boven- of benedengemiddeld heeft gescoord. Hierbij kan dan tevens worden aangegeven hoe de onderneming in de toekomst haar bovengemiddelde prestaties denkt te continueren en in geval van benedengemiddelde prestaties denkt te verbeteren.