Werkende ouderen moeten niet te veel ‘ontzien’ worden
25 juni 2008 -
De potentiële beroepsbevolking in Nederland vergrijst en ontgroent. Hierdoor zullen mensen tot op hogere leeftijd moeten blijven werken. Wat draagt er dan toe bij dat ouderen dit op competente wijze blijven doen? Zodanig dat ze een aanwinst blijven, in plaats van ‘een bron van zorg’ te worden?
Vanuit die vragen verrichtte Isolde van Roekel – Kolkhuis Tanke een promotieonderzoek. Op 9 juni verdedigde zij haar proefschrift 'Competent blijven werken in latere loopbaanfasen' op Universiteit Nyenrode.
Blijven leren
Voortdurende veranderingen in de omgeving – die nieuwe eisen aan medewerkers stellen – blijken de grootste bedreiging te vormen voor competent werken in latere loopbaanfasen. Blijven leren is noodzakelijk. Zowel op landelijk beleidsniveau als in veel organisaties wordt inmiddels ‘leeftijdsbewust personeelsbeleid’ ontwikkeld, teneinde het leren en competent blijven van oudere medewerkers te bevorderen. Hierin is veel aandacht voor scholing en mobiliteit, evenals voor het minder zwaar belasten van ouderen en het benutten van hun (reeds aanwezige) kwaliteiten.
Vraagtekens
Van Roekel plaatst vraagtekens bij deze beleidsmaatregelen. Vanuit haar onderzoeksbevindingen stelt zij dat te veel nadruk op het ontzien van ouderen een negatief effect heeft op de mate waarin zij blijven leren in hun werk. ‘Doen waar je al goed in bent’ biedt vaak onvoldoende prikkels voor het leren van iets nieuws. Dat leidt er op termijn toe dat veel ouderen ‘vastlopen in het bekende repertoire’. Meegroeien met veranderingen wordt dan lastig. Het slechts op gezette tijden ‘bijspijkeren’ van hun kennis en vaardigheden - middels het organiseren van scholingsactiviteiten - heeft vervolgens eerder een averechts dan een positief effect.
Dagelijkse stimulans
Het onderzoek maakt duidelijk dat de aandacht zich veel meer moet richten op de vraag hoe de werkomgeving dagelijks een leeromgeving blijft, ook voor ouderen. Zo’n leeromgeving biedt (oudere) medewerkers juist prikkels om de eigen grenzen te blijven verleggen, in plaats van te versmallen tot datgene waar ze al goed in zijn. Vooral bestaande patronen van (samen)werken en organiseren bepalen de mate waarin deze prikkels in de werkomgeving aanwezig zijn.
Middels het promotieonderzoek is een doeltreffende methodiek ontwikkeld, waarmee organisaties de mogelijkheden en belemmeringen voor ‘competent blijven werken’ in kaart kunnen brengen. Dit om tot effectieve(re) oplossingen te komen.