12 november 2007 -
Participatieplannen, waarbij medewerkers aandeelhouder worden in hun bedrijf, rukken op in Nederland bedrijfsleven én werpen hun vruchten af. Dat zijn de voornaamste conclusies van een onderzoek van Van Lanschot Bankiers onder (grote) niet-beursgenoteerde bedrijven in met name kennisintensieve sectoren. Van Lanschot wijst echter ook op de risico’s als zo’n plan niet zorgvuldig wordt voorbereid.
Binden en motiveren
In een participatieplan krijgen managers of (in driekwart van de gevallen) alle werknemers onder bepaalde voorwaarden de kans aandelen te kopen in hun eigen bedrijf. Als belangrijkste doelen noemden de ondervraagde bedrijven het binden en motiveren van medewerkers. In veruit de meeste gevallen gaat het om certificaten van aandelen, waarbij het bijbehorende stemrecht wordt ondergebracht bij een administratiekantoor.
Subtopper
Naar verluidt beschikt nu negen à tien procent van de Nederlandse bedrijven over zo’n regeling. Daarmee is ons land een subtopper achter de koplopers Frankrijk en Spanje, waar het juridisch en fiscaal een stuk meer gestimuleerd wordt.
Aanleiding voor het onderzoek is dat Van Lanschot bij zijn eigen adviespraktijken steeds vaker gevraagd werd naar de mogelijkheden van een participatieplan. "Die trend zien we de laatste anderhalf jaar en wordt veroorzaakt door de krapte op de arbeidsmarkt, waardoor bedrijven meer moeite hebben medewerkers aan zich te binden, de economische groei en door het succes van dergelijke regelingen bij beursgenoteerde bedrijven. Mensen zien dat het werkt en gaan er dan vragen over stellen", zegt Jeroen Heine van Van Lanschot.
Nut
De bank voor de rijken vroeg zich bovendien af of het nut heeft om managers en/of werknemers een direct belang in de eigen onderneming te geven. De ondervraagde bedrijven geven in elk geval in grote meerderheid (68 procent) aan van wel. De overige 32 procent geeft te kennen dat de participatieregeling ’ten dele’ aan de verwachtingen heeft voldaan.
Bron:De Financiële Telegraaf