10 september 2007 -
Geld speelt een belangrijke rol in de persoonlijke ontwikkeling van mensen. Dat staat te lezen op Express.be. Volgens Manfred Kets de Vries, psychotherapeut en professor aan het Franse INSEAD, ontstaat de symbolische waarde van geld in de jeugd: kinderen worden geconfronteerd met een gebrek of een teveel eraan. De mate waarin geld zo het geluk in het ouderlijke huis bepaalt, is bepalend voor de rest van iemands leven.
Controle
De meeste van de CEO’s die Kets de Vries bestudeerde, kwamen uit relatief arme gezinnen. Een deel van hun drang naar rijkdom is onbetwistbaar veroorzaakt door een gevoel van afhankelijkheid en gebrek aan controle, dat ze tijdens hun jeugd opdeden. Het vergaren van geld is zo voor veel executives een manier om deze situatie om te draaien.
Compensatie
Geld kan ook symbool staan voor overwinning; het zogeheten `in your face` geld waarmee status gekocht en onzekerheid gecompenseerd wordt. Geld compenseert voor vele werkende ouders ook het gebrek aan tijd en affectie. Ze trachten dit dan via geld met materieel te compenseren.
, Express.be
Ik waardeer Manfred Kets de Vries geweldig, ik heb diverse van zijn boeken gelezen, maar hier slaat hij de plank volledig mis naar mijn mening.
Als je uit een arm gezin komt dan weet je wat vechten is, wat het betekent om voor een doel te gaan. Bob Dylan wist het zo mooi te vertolken ''''When you have nothing, you have nothing to lose''.
Geld is een gevolg van succes, dat is waar, maar als je alleen maar naar geld streeft om succesvol te worden, dan faal je bijna 100% zeker.
Ik ken ook enkele CEO's en die komen vrijwel allemaal voort uit het ''old boys network'', ik ken er maar weinig die opgeklommen zijn uit armoede. Maar de meeste die ik ken hadden een doel voor ogen en hebben daar keihard voor gewerkt. De meeste zien geld als een aardige bijkomstigheid, maar hebben over het algemeen geen tijd om hun geld op te maken.
Nee, Manfred, hier maak je een echte misser.
heer Ron Ladage
|
|
11
-
09
-
2007
|
12
:
41
uur
Sluit mij helemaal aan bij de reactie van Ad Beer.