9 mei 2005 -
Het innovatiebeleid heeft in ieder geval tot één concreet resultaat geleid: buitenlandse kenniswerkers weten Nederland weer te vinden. Tot voor kort klaagden bedrijven en wetenschappelijke instituten dat het door de strenge migratiewetgeving bijna onmogelijk was geworden talenten van buiten de Europese Unie aan te trekken.
Hierdoor raakte het innoverend vermogen van ons land in het slop. Op aandringen van het Innovatieplatform is echter sinds 1 oktober vorig jaar speciale wetgeving voor kennisimmigranten van kracht. Die werpt vrucht af, zo blijkt uit cijfers van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). In het eerste kwartaal van 2005 hebben ruim vierhonderd hoogopgeleide buitenlanders toestemming gekregen om in Nederland te werken. De verwachting is dat dit aantal dit jaar oploopt tot enkele duizenden.
Inkomenseis Een kennismigrant moet volgens de nieuwe regels arbeid in loondienst verrichten en bruto minimaal 45 duizend euro per jaar gaan verdienen. Onder de dertig jaar geldt een grens van 33 duizend euro. Voor promovendi in dienst van een universiteit geldt helemaal geen inkomenseis. Een speciaal bureau van de IND geeft binnen twee weken uitsluitsel over toelating. De migrant heeft dan geen tewerkstellingsvergunning nodig en krijgt een verblijfsvergunning voor maximaal vijf jaar. Ook mag hij zijn gezin laten overkomen.
Midden- en kleinbedrijf Tot nu toe zijn 450 bedrijven en onderwijsinstellingen tot de procedure toegelaten: zij kunnen dus hoogopgeleide medewerkers buiten de EU gaan werven. Naast grote bedrijven als Philips en Shell en de universiteiten zitten hierbij opvallend veel midden- en kleinbedrijven, aldus het ministerie van Justitie. Onder de eerste groep immigranten zijn ict'ers uit India goed vertegenwoordigd, zo blijkt uit een eerste inventarisatie.
Bron:Intermediair.nl