9 januari 2005 -
The American Dream -van krantenjongen miljonair kunnen worden- wordt steeds minder vanzelfsprekend. Hoewel de Verenigde Staten van oudsher het land zijn waar mensen op hun individuele capaciteiten worden beoordeeld en niet hun afkomst, staat deze reputatie op de tocht.
Gelijke kansen
Daarover bericht het tijdschrift Economist. De Amerikanen beschouwden het principe van gelijke kansen voor iedereen als één van de pluspunten ten opzichte van de Oude Wereld (Europa), waar de feodale klassenmaatschappij de vooruitgang danig in de weg stond. Ook nu nog denkt niet meer dan 32 procent van de Amerikanen dat zij hun eigen succes niet volledig in eigen handen hebben. In Europa ligt dit percentage 'doemdenkers' veel hoger.
Verschillen Toch lijkt het meritocratische ideaal in de VS in grote problemen te verkeren. De inkomensongelijkheid is sinds het einde van de 19e eeuw nooit zo groot geweest: zo verdiende de rijkste 1 procent van de Amerikanen in 2000 maar liefst 189 keer zoveel als de armste 20 procent van hun landgenoten. Een bestuursvoorzitter van een groot bedrijf verdient circa 1.000 keer zoveel als de `normale` werknemers bij dat bedrijf. Op zich ervaren de meeste inwoners van de VS deze gigantische verschillen niet eens zozeer als een probleem, zolang er maar mogelijkheden bestaan om op te klimmen. Deze sociale mobiliteit ('van krantenjongen tot miljonair') lijkt echter ook steeds minder te worden.