Door de coronacrisis lopen vooral flexwerkers risico
22 april 2020 -
De persoonlijke vangnetten van flexwerkers tussen de twintig en 45 jaar oud zijn beperkt. Van de flexwerkers die zelfstandig wonen en niet fulltime studeren heeft 35 procent minder dan 2.500 euro spaargeld. Vooral oproep- en uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk contract zijn kwetsbaar: zij hebben relatief weinig spaargeld en vaker dan zzp’ers geen partner met een vast dienstverband.
Mochten zij door de coronacrisis hun inkomen zien dalen, dan kunnen zij dus sneller in financiële problemen komen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het langer duurt voordat uitkeringen worden betaald of als die onvoldoende zijn om de vaste lasten te dekken. Dat concluderen economen van de Rabobank vandaag in een publicatie op Mejudice.nl.
Door de coronacrisis lopen vooral flexwerkers het risico (een deel van) hun werk en dus inkomen te verliezen. "Naarmate werknemers jonger zijn, hebben zij geen of minder WW-rechten opgebouwd," legt Rabobankeconoom Carlijn Prins uit. "Daarom vallen zij sneller terug in de bijstand. Zzp’ers bouwen überhaupt geen WW-rechten op en kunnen in veel gevallen enkel aanspraak maken op de bijstand, die momenteel voor hen wel is versoepeld. Werkverlies betekent voor sommige flexwerkers dus een flinke terugval in inkomen."
Persoonlijke vangnetten vaak zeer beperkt
Een inkomensdaling maakt flexwerkers sneller afhankelijk van persoonlijke vangnetten, zoals spaargeld, het inkomen van een eventuele partner of een tweede inkomen uit vast dienstverband. Maar uit analyse van een enquête uit januari 2019 onder bijna 12.000 Rabobank-klanten tussen de twintig en 45 jaar blijken die vangnetten van deze flexwerkers vaak zeer beperkt. Prins licht toe: "Van de flexwerkers die zelfstandig wonen en niet studeren, heeft 35 procent minder dan 2.500 euro spaargeld. Onder oproep- en uitzendkrachten is dat zelfs 50 procent."
Weinig spaargeld is een kleiner probleem als flexwerkers kunnen terugvallen op een partner met een vast arbeidsinkomen, of als ze er zelf nog een (vaste) baan naast hebben. Maar dit lijkt niet het geval voor het grootste deel van de flexwerkers met weinig spaargeld. Prins: "Van de ondervraagde flexwerkers heeft 25 procent niet alleen weinig spaargeld, maar is er binnen hun huishouden ook geen tweede inkomen uit vast dienstverband, noch van zichzelf noch van hun partner."
Specifieke maatregelen voor flexwerkers
Bedrijven hebben zich tot dusver coulant opgesteld om betalingsproblemen te voorkomen. Zo verlenen banken en sommige verhuurders uitstel van betaling. Ook de overheid heeft al een groot pakket aan maatregelen getroffen, waaronder de versoepeling van de bijstandsnormen voor zzp’ers en loondoorbetaling voor werknemers – de NOW. Volgens Prins zou het kabinet nog aanvullende maatregelen kunnen overwegen: "Bijvoorbeeld een tijdelijke verlenging van de standaardperiode van de WW-uitkering, een tijdelijke verhoging van de reguliere WW-uitkering, dezelfde tijdelijke versoepeling van de bijstand voor werknemers als voor zzp’ers en versnelde uitbetaling van het voorschot bij bijstandsaanvragen."
De publicaties zijn te vinden op www.mejudice.nl en www.rabobank.com/economie.