5 februari 2019 -
De afgelopen drie jaar is op de Nederlandse arbeidsmarkt een sterke stijging te zien van het aantal mensen dat bij wisseling van baan een vast contract krijgt. Daar tegenover staat een even sterke daling van het aantal flexcontracten.
En van de mensen die na een baanwisseling beginnen met een tijdelijk of flexibel contract, verwacht een groeiend deel een vast contract te krijgen. Dat blijkt uit onderzoek van Intelligence Group over de periode 2015-2018.
Verschuiving van flex naar vast
De verschuiving van flex naar vast heeft zich vooral in het laatste twee jaar gemanifesteerd. Begin 2017 kreeg ruim tweederde (68 procent) van de mensen die een nieuwe of andere baan vonden in het begin een flexibel contract. Eind 2018 is dit gedaald tot 61 procent. Het aandeel vaste contracten is in diezelfde periode gestegen van 32 procent naar 39 procent, een stijging van 22 procent. In de periode voor 2017 was het beeld vrij stabiel.
De verschuiving van flex naar vast wordt vooral veroorzaakt door een sterkere groei van het aantal vaste banen (200.000 extra banen vanaf begin 2017). Ook het aantal flexibele banen groeit, maar minder snel, met 100.000 vanaf begin 2017 (bron: CBS).
De mensen met een flexibel contract verwachten steeds vaker een vaste aanstelling te krijgen, zo blijkt uit de cijfers. Eind 2015 verwachtte 26 procent van de flexwerkers een vast contract te krijgen, nu is dat 34 procent. Iets minder dan een derde verwacht een nieuw tijdelijk contract te krijgen. Dat laatste aandeel is redelijk constant over de tijd. Het deel waarbij het contract na afloop niet wordt verlengd, is gedaald van ruim veertien procent naar iets onder de tien procent. Iets minder dan een kwart van de flexwerkers weet niet wat de vooruitzichten zijn bij hun werkgever als het contract afloopt.
Meer vaste contracten in de Randstad
In de Randstad is het percentage van de baanwisselaars dat een vast contract krijgt, met 43 procent hoger dan in de rest van Nederland (38 procent). De profit en non-profit sectoren bieden beide rond de 39 procent vaste contracten aan. In de non-profit krijgt de helft van alle mensen die starten in een nieuwe baan een tijdelijk contract, in de profit sector is juist het aandeel van uitzendkrachten en andere flexcontracten groter.
Van de mensen met een tijdelijk contract in de profitsector verwacht een derde (33 procent) een nieuw tijdelijk contract te krijgen. In de non-profit is dat met 28 procent lager. Mensen met een tijdelijk contract in de Randstad verwachten vaker (38 procent) dat ze een volgend tijdelijk contract krijgen dan in de rest van het land (31 procent).
Logistiek blijft flexwerk
Grote verschillen zijn er op de arbeidsmarkt te vinden tussen de verschillende beroepsgroepen. Zo krijgt in de beroepsgroep ‘beleid en bestuur’ 61 procent van de mensen die in een nieuwe baan starten, een vast contract. In de beroepsgroep logistiek bijvoorbeeld, worden ondanks de grote tekorten aan chauffeurs veel minder vaak vaste contracten aangeboden. Tijdelijke contracten zijn vooral populair bij marketing, terwijl productiemedewerkers vooral als uitzendkracht aan de gang gaan.
Interessant is verder om te zien welke beroepsgroepen de beste kans maken op een vast dienstverband. Van de ondervraagde IT’ers verwacht meer dan de helft dat het contract omgezet wordt in een vast dienstverband. Bij callcenter medewerkers -opvallend genoeg één van de meest schaarse groepen op de arbeidsmarkt- is dit slechts twaalf procent. Van deze groep verwacht bijna de helft (47 procent) dat het volgende contract weer tijdelijk is. Bij P&O verwacht de grootste groep dat de baan ophoudt te bestaan. Deze groep lijkt het minst optimistisch bij de huidige hoogconjunctuur. Vooral in slechte economische tijden zijn P&O’ers meer nodig. Dat is opvallend, gezien recruitment en retentie vaak in de portefeuille van P&O terugkomen. Echter veel van deze taken worden steeds vaker geoutsourced.