Lonen 2017: nettoloon stijgt licht voor meeste werknemers
6 januari 2017 -
Bijna iedere werknemer gaat er in 2017 in nettoloon op vooruit. De procentueel grootste stijging geldt voor een brutosalaris van 1.750 euro: dit stijgt met bijna driekwart procent, een bedrag van elf euro netto.
Verdient u het minimumloon dan gaat u er, inclusief de reguliere verhoging, netto vijftien euro op vooruit. Een werknemer met een modaal salaris ontvangt drie euro meer op zijn bankrekening. Anderhalf keer modaal ziet een stijging van vijf euro onderaan de salarisstrook staan en twee keer modaal ontvangt tien euro meer per maand.
De positieve ontwikkeling geldt niet voor iedereen. Veel ambtenaren ontvangen per januari 2017 minder netto salaris op hun bankrekening: vanaf een modaal inkomen daalt het nettoloon. Dit blijkt uit berekeningen die ADP uitvoerde op basis van de belastingtarieven, pensioenpremies en andere premies en heffingen van 2017. ADP verzorgt maandelijks de salarisstrook van 1,4 miljoen Nederlandse werknemers.
Minder belasting door hogere korting
De lichte stijging in netto salarissen komt omdat werknemers in 2017 iets minder belasting betalen. Het belastingtarief in de tweede en derde schijf stijgt weliswaar van 40,4 procent naar 40,8 procent, maar de meeste mensen profiteren van iets hogere heffingskortingen. De maximale arbeidskorting stijgt met 120 euro per jaar. Ook het afbouwtraject wijzigt. Hogere inkomens profiteren daarvan. Zo ontvangt iemand met een bruto salaris van drie keer modaal 28 euro meer arbeidskorting per maand met als gevolg dat hij er netto 21 euro per maand op vooruit gaat.
"Werknemers waarvan de premie voor de ziektekostenverzekering direct wordt ingehouden op het loon, zien waarschijnlijk toch een lager bedrag onder aan de loonstrook staan dan in december 2016," zegt Dik van Leeuwerden, bij ADP verantwoordelijk voor alle wet & regelgeving. "De nettoloonstijging weegt in veel gevallen niet op tegen de hogere ziektekostenpremies."
Tweeverdieners in 2017 beter uit
Inkomens tussen circa 20.000 euro en 67.000 euro per jaar hebben iets meer fiscaal voordeel van aftrekposten zoals de hypotheekrente. Dat komt door de stijging van de belastingtarieven in de tweede en derde schijf. Bij een hypotheek van 250.000 euro met 3 procent hypotheekrente scheelt dit 22 euro per jaar. Voor inkomens die in het 52 procent tarief vallen, wordt de hypotheekrenteaftrek dit jaar twee procent-punt beperkt. Bij iemand die in de vierde schijf valt, levert de hypotheekrenteaftrek daardoor 28 euro minder op.
De kinderopvangtoeslag stijgt. Hierdoor gaan gezinnen met kinderen waarvan beide partners werken en de kinderen naar de kinderopvang gaan, er uiteindelijk meer op vooruit dan vergelijkbare gezinnen waarbij één partner werkt: zij gaan er op jaarbasis op achteruit. Dat komt doordat de niet werkende partner per jaar 145 euro minder heffingskorting krijgt uitbetaald. Gezinnen met kinderen profiteren van een licht gestegen kinderbijslag.
Overheid: ambtenaar met hoger salaris levert netto in
De trend van lichte vooruitgang is niet merkbaar voor ambtenaren: meeste van hen ontvangen per januari 2017 minder netto salaris. De voornaamste reden hiervan is de hogere pensioenpremie. De hogere heffingskortingen kunnen die niet compenseren. Een werknemer die twee keer modaal verdient, levert per maand netto dertien euro in. Werknemers met een modaal salaris blijven nagenoeg gelijk. Verdient u in deze sector tussen de 1.750 en 2.750 euro, dan gaat u er toch op vooruit, voornamelijk dankzij de arbeidskorting. Bij 1.750 euro bruto in de maand ontvangt u uiteindelijk acht euro meer, bij 2.750 euro is dat netto twee euro.
Bouw: lichte stijging nettoloon
Werknemers in de bouwsector zien ook hun netto salaris per vier weken licht stijgen. De grootste stijging is te zien bij het minimumloon. Werknemers met dit salaris ontvangen achttien euro meer. Een werknemer met een modaal inkomen in de bouw gaat er vier euro op vooruit. Anderhalf keer modaal ontvangt dtie euro meer en twee keer modaal krijgt acht euro meer. Werknemers tot een loon van 4.000 euro bruto betalen iets minder pensioen, in tegenstelling tot werknemers met een bruto salaris van meer dan 4.000 euro. Zij betalen juist gemiddeld zeven euro meer pensioenpremie.
Metaal en Techniek: lagere pensioenpremie
Werknemers in de sector metaal en techniek betalen een lagere pensioenpremie. Vooral werknemers met een salaris van 5.000 euro bruto profiteren hiervan. Mede door de lagere pensioenpremies stijgt een modaal salaris met negen euro.
Zorg en welzijn: met name modaal inkomen profiteert
Ook in deze sector gaan alle werknemers er iets op vooruit. Een werknemer in deze sector met een modaal salaris ontvangt netto tien euro meer loon; de grootste stijging vergeleken met de modale inkomens van andere onderzochte sectoren. Verdient u twee keer modaal in deze sector dan ontvangt u per januari 2017 netto vier euro meer.
Transport: wisselend beeld
Nagenoeg alle werknemers in de transportsector ontvangen een hoger nettoloon in 2017. Werknemers met een brutoloon tot en met 4.000 euro per maand gaan iets minder pensioenpremie betalen (een euro). Boven de 4.000 euro betalen werknemers juist zeven euro meer pensioenpremie per maand. Bij een modaal salaris ontvang t u acht euro netto meer per maand, bij twee keer modaal stijgt het loon slechts =een euro netto. Werknemers met een inkomen tussen de 2.000 euro en 2.750 euro bruto per maand zien hun nettoloon relatief nog het meest stijgen: twaalf euro bij 2.000 euro en tien euro bij 2.750 euro. Deze werknemers profiteren het meest van de arbeidskorting.
Berekeningen en complete cijfers
De algemene cijfers betreffen het nettoloon na aftrek belasting (berekening is exclusief pensioen- en andere werknemerspremies). De cijfers per sector betreffen het nettoloon na aftrek van belasting, pensioen- en overige branche gerelateerde werknemerspremies. Bij de berekeningen is uitgegaan van pensioenregelingen van ABP, Zorg & Welzijn, Bouw, Transport en Metaal & Techniek. Waar wordt gesproken over pensioenpremies, zijn ook andere verplichte inhoudingen zoals de WIA-bodem- en WGA-hiaatverzekering in de berekeningen meegenomen. ABP-pensioenregelingen gelden voor diverse sectoren.
ADP is uitgegaan van de sector ‘overheid, onderwijs’. Voor Zorg & Welzijn is gekeken naar ‘kinderopvang’. Voor de sector Transport is uitgegaan van Beroepsgoederenvervoer. Voor de sector Bouw is gerekend met lonen per vier weken.
Bij de verschillen van het minimumloon is de reguliere minimumloonstijging meegenomen. Bij de berekeningen voor huishoudens is uitgegaan van een hypotheekwaarde van 250.000 euro, een hypotheekrente van drie procent en een WOZ-waarde van 260.000 euro. In de weergegeven huishoudens zijn beide partners geboren na 1962. Alle weergegeven bedragen zijn afgerond op nul decimalen.
De complete cijfers zijn hier te vinden.
Een toelichting op de nieuwe loonstrook is hier te vinden.