11 juli 2016 -
In de huidige Nederlandse pensioensituatie is pensioenzekerheid een uitermate actueel onderwerp. Nieuwe wetgeving voor de uitkeringsfase van premieovereenkomsten biedt deelnemers de keuze tussen een gegarandeerde uitkering en een variabele. Deze variabele uitkering is naar verwachting hoger maar kan in tegenvallende scenario’s ook lager uitvallen.
Afgaande op het recente SER-advies zou een dergelijk systeem op termijn de hoofdvariant binnen het Nederlandse pensioenstelsel kunnen worden, zo stelt Wichert Hoekert, raadgevend actuaris bij Willis Towers Watson. "Wanneer het gaat over pensioenregelingen kunnen sociale partners met een soortgelijke vraag geconfronteerd worden: de keuze tussen een verzekerde regeling en een regeling binnen een pensioenfonds (zoals een APF), waarin geen garanties worden verstrekt maar wel opwaartse kansen worden geboden, kan voor hen aan de orde zijn."
De tendens naar een afnemend streven naar zekerheden op regelingsniveau staat vaak op gespannen voet met de voorkeuren van deelnemers. Dit blijkt uit het Global Benefits Attitudes Survey van Willis Towers Watson, uitgevoerd onder 30.000 professionals in negentien landen, waaronder ruim 1.000 in Nederland.
Een paar resultaten
Hoekert: " Het onderzoek wijst uit dat 72 procent van de Nederlanders verwacht dat wanneer zij met pensioen gaan sociale zekerheidsniveaus aanzienlijk zullen zijn afgenomen. Dat zelfde beeld bestaat wereldwijd, maar doet zich in Nederland bovengemiddeld voor. 42 procent geeft daarbij aan dat pensioenzekerheid in de afgelopen jaren voor hen een belangrijker onderwerp is geworden. Dat is veel, maar anders dan voor sociale zekerheid in zijn algemeenheid juist minder dan in andere landen. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat pensioenzekerheid hier groter is dan elders, maar een andere mogelijke verklaring is dat het toenemende belang van pensioenzekerheid hier al eerder was doorgedrongen.
Op een vraag te kiezen tussen een gegarandeerd uitkeringsniveau en een pensioen dat zowel hoger als lager dan dat gegarandeerde niveau uit kan vallen, geeft een grote meerderheid van maar liefst 71 procent aan voorkeur te hebben voor het eerste. Een ongeveer even grote meerderheid geeft de voorkeur aan een levenslange uitkering boven uitkering van het totale pensioenvermogen ineens op de pensioenleeftijd, overigens een mogelijkheid die in Nederland niet bestaat. Daarbij kan worden opgemerkt dat de uitkomsten soortgelijk zijn in landen waar die keuzemogelijkheid wel bestaat. Toch is de realiteit in die landen dat veel meer mensen uiteindelijk blijken te kiezen voor uitkering ineens. Deze paradox laat zich wellicht verklaren door factoren als keuzestress, maar ook onderschatting van de eigen resterende levensverwachting – en daarmee van de waarde van de levenslange uitkering. "
Voorkeur voor zekerheid
Dat respondenten in onderzoeken een voorkeur uitspreken voor zekerheid is een terugkerend beeld. Hoekert: "Theoretisch gesproken zou de vraag kunnen worden opgeworpen of die voorkeur terecht is – al doet de toegenomen prijs van zekerheid vermoeden dat de markt ook een zekere waarde hecht aan zekerheid. Alleen al het gegeven dat die vraag gesteld kan worden is een goede aanleiding – zeker in combinatie met de tendens naar pensioenproducten die minder prioriteit geven aan het streven naar zekerheid – om uitermate duidelijk te zijn over de afweging die deelnemers geacht worden te maken."