Kloof scholing op het werk tussen laag- en hoogopgeleiden groeit
15 juni 2016 -
De afgelopen tien jaar bleef de scholingsdeelname op het werk van hoger opgeleiden stabiel op circa 64 procent. Werkgevers blijken minder te investeren in de ontwikkeling van lager opgeleid personeel, vanwege een verondersteld gebrek aan motivatie en aan potentiële opbrengst.
Uit de brief die minister Asscher van SZW deze week naar de Tweede Kamer stuurde over het onderzoek van Panteia, blijkt dat het aantal laagopgeleide werknemers dat zich bijschoolt sinds 2004 zelfs gedaald is van 48 procent naar 37 procent. Dat is een risico voor henzelf omdat zij gemiddeld genomen vaker onzeker werk hebben en een grotere kans lopen hun baan te verliezen. En het is schadelijk voor werkgevers omdat de globalisering en technologische ontwikkelingen erom vragen dat werknemers zich continu kunnen ontwikkelen. Asscher stelt onder meer 22 miljoen aan ESF-middelen beschikbaar aan werkgevers en Opleidings- & Ontwikkelingsfondsen (O&O) om in duurzame inzetbaarheid te investeren en om een leercultuur te stimuleren.
63 procent van de laagopgeleide werknemers volgt geen cursus
Het aantal laagopgeleide werknemers dat zich bijschoolde, daalde van bijna de helft in 2014 naar 37 procent nu. Dat is zorgelijk omdat bedrijven regelmatig productieprocessen en de organisatie van het werk vernieuwen om concurrerend te blijven. Dit vraagt om wendbare werkenden die tot op steeds hogere leeftijd, mee kunnen en willen gaan in deze ontwikkelingen. Die zich voorbereiden op het verdwijnen of veranderen van banen en sectoren, als gevolg van bijvoorbeeld robotisering en automatisering.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Werkgevers en werknemers hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het investeren in scholing en ontwikkeling, ze plukken er beiden de vruchten van. Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat werkgevers qua kwaliteitsverbetering en doorgroeimogelijkheden meer verwachten van investeren in de ontwikkeling van hoger opgeleide medewerkers. Maar dat werkgevers op zich best bereid zijn om te investeren in lager opgeleide werknemers. Ze laten daarbij de daadwerkelijke investering afhangen van het initiatief en de motivatie van de medewerker, naast financiële ruimte en beschikbare informatie. En juist daar zijn laagopgeleide medewerkers onvoldoende assertief in. Ze denken dat ze toch niet voor scholing in aanmerking komen. Of ze hebben negatieve ervaringen met school in het verleden en gebrek aan geloof in eigen kunnen om een opleiding te kunnen afronden, waardoor ze niet veel op hebben met `leren in de schoolbanken`. Uit de inventarisatie van SZW van goede voorbeelden voor leren in samenwerking met vijftien sectororganisaties, blijkt dat lager opgeleiden net zo gemotiveerd kunnen raken, wanneer opleidingen gepresenteerd worden als het verbeteren van het vakmanschap en het groeiperspectief en als beter salaris in het vooruitzicht worden gesteld. En wanneer er sprake is van leren op de werkplek.
Minister Asscher stelt daarom via twee aanvraagrondes eind 2016 een bedrag van 22 miljoen euro aan ESF-middelen beschikbaar, voor werkgevers en O&O-fondsen die de duurzame inzetbaarheid, waaronder een leercultuur, willen stimuleren. Ter inspiratie brengt hij onder meer in de Kamerbrief enkele goede voorbeelden onder de aandacht.
Praktijkvoorbeelden van werkend leren
Timmerfabriek Veerman de Rijp en O&O-fonds SSWT bracht de doorlooptijd voor producten als kozijnen, ramen en deuren terug van twintig naar vier dagen. Het bedrijf is daarin geslaagd door bij de procesverbeteringen werknemers intensief te betrekken, werknemers van elkaar te laten leren en door taakroulatie. Zij hebben nu afwisselender werk en de nieuwe vaardigheden zorgen voor trots en meer werkplezier.
Elektronicabedrijf Neways schafte de ontziemaatregelen af en gaf met ondersteuning van het A+O-fonds Metalektro hun leidinggevenden een communicatietraining. Zij slagen er nu beter in om met hun medewerkers te bespreken wat het werk nu en in de nabije toekomst van hen vraagt. De deelname aan scholing verviervoudigde, de interne mobiliteit nam toe en in drie jaar tijd daalde het verzuim van 5,5 naar 1,5 procent.
Omdat de technologische ontwikkelingen in de autobranche elkaar snel opvolgen, stimuleert eigenaar Henk Voskuilen van Auto Voskuilen zijn monteurs om zich continu bij te scholen. "Dankzij de opleidingen die mijn monteurs volgen, worden klanten beter geholpen, wordt diagnoses eerder gesteld en loopt het proces veel soepeler. Dat heeft in het hele bedrijf invloed."
Drukkerij Andi Druk moest haar mensen bijscholen met het oog op de digitalisering. Met name oudere werknemers zagen hier tegenop. Het management besloot mee te doen als extra stimulans en de cursus werd meer verweven met praktijkvoorbeelden. "Medewerkers zijn nu minder bang voor wat er op hen afkomt en meer betrokken. Zo worden we steeds meer een online grafisch bedrijf."