10 juni 2016 -
Minder dan de helft van de HR-managers (44 procent) is positief over de uitvoering van de pensioenregeling van zijn bedrijf. Vooral de risico’s van een tegenvallend pensioen voor deelnemers is een doorn in het oog. Ook de waardevastheid van het pensioen en de zekerheid of de uitkeringsambitie überhaupt gehaald wordt, beoordelen HR-managers met een onvoldoende.
Dat blijkt uit een steekproef van Mercer. Mercer vroeg 163 HR-managers van bedrijven met minimaal 250 werknemers of zij tevreden zijn over hun pensioenuitvoerder. 44 procent gaf aan tevreden of zeer tevreden te zijn over pensioenuitvoering van het pensioen binnen hun bedrijf.
Onzekerheid en risico’s belangrijkste klachten
De klachten over de pensioenuitvoer hangen voor een groot deel samen met de onzekerheden van de pensioenregeling. De risico’s van een tegenvallend pensioen voor deelnemers (44 procent is daar ontevreden over), de waardevastheid van het pensioen dat straks wordt uitgekeerd (40 procent) en hoe zeker het is dat het beoogde pensioen ook uitgekeerd kan worden (40 procent).
Huiswerk
Volgens Pim van Diepen, Country Business Leader Retirement, bij Mercer moet de sector dit interpreteren als huiswerk. Van Diepen: "De sector is nog altijd niet in staat om goed uit te leggen dat minder zekerheid niet gelijk staat aan een moeilijke oude dag. Een kwalijke zaak, want in de praktijk blijkt de zogenaamde zekerheid die in het verleden werd gegeven bij nader inzien niet waargemaakt kan worden. Bovendien blijkt keer op keer dat het resultaat voor deelnemers beter is als pensioenuitvoerders in de aanloop naar de pensioendatum niet slechts eenzijdig sturen op zekerheid. Juist door oog te hebben voor een bij de leeftijd van de deelnemer passende verhouding tussen risico en rendement kan worden gestuurd op een maximaal pensioenresultaat. Wat kan het schelen dat i niet gegarandeerd 100 euro krijgt, als wat u wél krijgt ergens tussen de 105 en de 115 euro ligt?"
Eind- en middelloonregeling populair, maar schijn bedriegt
De vele discussies en veranderingen van de afgelopen jaren ten spijt, zijn de traditionele middel- en eindloonregelingen nog altijd veruit de meest voorkomende pensioenregelingen. Geïndexeerde middelloonregelingen zijn met 34 procent van het totale aantal pensioenregelingen koploper. Ook de historische eindloonregelingen en onvoorwaardelijk geïndexeerde middelloonregelingen komen met respectievelijke 21 procent en vijftien procent van de gevallen nog vaak voor. De veelbesproken trend van DC-regelingen is in de cijfers nog nauwelijks terug te zien: slechts derritne procent van de pensioenregelingen heeft de vorm van een premieovereenkomst.
Deze regelingen worden overwegend afgesloten bij een beroeps- of bedrijfstakpensioenfonds (46 procent), een verzekeraar (26 procent) of een Algemeen Pensioenfonds (elf procent). Zeven procent van de bedrijven heeft een Ondernemingspensioenfonds. Vier procent heeft gekozen voor een PPI.
Schrikbarend gebrek aan basiskennis, of kennis over alternatieven
Het feit dat elf procent van de ondervraagden zegt zijn pensioenregeling ondergebracht te hebben bij een APF, illustreert een belangrijk andere uitkomst uit het onderzoek: onder HR professionals is er sprake van een groot gebrek aan basiskennis over pensioenregelingen. Een pensioenregeling kán namelijk nog helemaal niet ondergebracht zijn bij een APF, omdat dit vehikel pas net is opgericht.
Van Diepen: "Ook het feit dat 21 procent aangeeft een uitkeringsovereenkomst met een eindloonregeling te hebben is onwaarschijnlijk. Er zijn bijna geen eindloonregelingen meer in Nederland. Volgens pensioenfondsen zelf zijn ze zelfs uitgestorven. Het gebrek aan kennis over de eigen pensioenregeling is schrikbarend, omdat een eerder onderzoek naar pensioencommunicatie al aantoonde dat het enorm belangrijks is dat werkgevers goed communiceren over pensioen en financiële planning naar werknemers."
Onvoldoende bekendheid
De conclusie over het gebrek aan kennis wordt overigens voor een groot deel onderschreven door de ondervraagden zelf. Zo zegt 52 procent nog onvoldoende bekend te zijn met de ontwikkelingen in de DC-wetgeving. 44 procent zegt onvoldoende bekend te zijn met de ontwikkelingen op het gebied van APF. Slechts acht procent zegt hier momenteel actief mee bezig te zijn.