25 juni 2015 -
De nieuwe wetgeving binnen de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) en de Participatiewet sluiten volgens HR-professionals onvoldoende aan op de praktijk.
Slechts zes procent van de HR-Professionals verwacht dat de WWZ daadwerkelijk voor meer zekerheid op een vast contract zorgt. Daarnaast lijkt de Participatiewet niet veel indruk te maken op werkgevers; slechts 15 procent ziet het creëren van extra banen voor arbeidsgehandicapten als prioriteit. Bijna de helft (47 procent) werkt nog niet mee aan het creëren van banen voor arbeidsgehandicapten en achttien procent zegt dat ook in de toekomst niet van plan te zijn. Dit blijkt uit het jaarlijkse onderzoek ‘HR Trends 2015-2016’, een onafhankelijk en representatief onderzoek van ADP Nederland, Berenschot en Performa Uitgeverij onder ruim 800 Nederlandse HR-professionals.
WWZ meeste effect in collectieve sector
Belangrijk uitgangspunt van de Wet Werk en Zekerheid is om het ontslagrecht eenvoudiger, sneller, eerlijker en minder kostbaar te maken voor werkgevers. Minder dan de helft van de HR-professionals (44 procent) denkt echter dat het voor hen daadwerkelijk goedkoper wordt om werknemers te ontslaan. Een op de vijf (20 procent) denkt dat door de wijzigingen vaste contracten sneller worden beëindigd.
Hoewel het doel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) is flexibele arbeidskrachten meer zekerheid te bieden over hun baan, verwacht slechts zes procent van de HR-professionals meer werknemers een vast contract aan te bieden. Dik van Leeuwerden, bij ADP verantwoordelijk voor de kennis over wet- en regelgeving op het gebied van HR en salarisverwerking, verwacht dat bedrijven maximaal drie opeenvolgende contracten geven. "Deze contacten zullen in veel gevallen beperkt worden tot een totale duur van 23 maanden. Hierdoor voorkomt de werkgever het ontstaan van een vast contract en is ook geen transitievergoeding verschuldigd".
De collectieve sector blijkt het meest vatbaar voor de nieuwe wetgeving: twaalf procent van de HR-professionals verwacht werknemers eerder een vast contract te geven. Meer dan de helft van de ondervraagden binnen de collectieve sector denkt dat de duur van flexibele contracten wordt ingeperkt.
Weinig beleid voor flexibele arbeidskrachten
Gemiddeld bestaat maar liefst vijftien procent van het totale personeelsbestand van Nederlandse organisaties uit flexibele arbeidskrachten en maar liefst 84 procent van de organisaties werkt met flexibele werknemers. Toch zegt 43 procent van de HR-professionals geen enkele beleidsvorm te hebben ten aanzien van hun flexibele arbeidskrachten.
Participatiewet voor veel HR-professionals nog geen prioriteit
Slechts vijftien procent van de HR-professionals ziet het nastreven van de Participatiewet als prioriteit. Voor Dik van Leeuwerden komt dit niet onverwacht. "Voor veel werkgevers is het nog onduidelijk wat er in de praktijk van hen wordt verwacht en wie het initiatief moet nemen. Dit verklaart de afwachtende houding."
In totaal heeft 47 procent van de Nederlandse bedrijven ondanks de Participatiewet nog geen maatregelen getroffen om extra banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. Een op de vijf HR-professionals (achttien procent) geeft zelfs aan dit in de toekomst ook niet van plan te zijn. Met name HR-professionals in de sectoren ‘kennisintensieve dienstverlening’ (23 procent) en ‘handel en transport’ (22 procent) laten de Participatiewet liever voor wat het is en accepteren daarmee een eventuele boete. Uit de toelichtingen bij het onderzoek blijkt dat veel organisaties de Participatiewet bewust niet naleven, bijvoorbeeld omdat de werkzaamheden dit niet toestaan of omdat HR-professionals niet willen meedoen aan positieve discriminatie.
Daar staat tegenover dat een kwart (26 procent) van de organisaties, naast het huidige aanbod, ernaar streeft nog meer banen te creëren voor arbeidsgehandicapten. Ook geeft 29 procent aan nog geen extra banen te hebben, maar deze wel te willen creëren. Met name de collectieve sector staat hier voor open (34 procent). De belangrijkste motivaties om hieraan te voldoen, zijn maatschappelijk verantwoord ondernemen (77 procent) en het voorkomen van een eventuele quotumheffing (34 procent).
Fiets van de zaak slachtoffer WKR
Hoewel het sinds 1 januari wet is, is elf procent nog altijd niet begonnen met de invoering van de werkkostenregeling of weet nog niet of de organisatie hier mee begonnen is. Van de organisaties die de werkkostenregeling wel hebben doorgevoerd, geven vier op de tien HR-professionals aan de arbeidsvoorwaarden als gevolg van de werkkostenregeling te hebben aangepast. Meest genoemd is de fiets van de zaak (54 procent), bijvoorbeeld door de fietsregeling af te schaffen (44 procent) of de termijn te verlengen (zeven procent), waardoor werknemers langer met hun fiets moeten doen. Andere ‘slachtoffers’ zijn de bedrijfsfitness (veertien procent) en de vakbondsvergoeding, die bij zeven procent van de organisaties naar aanleiding van de werkkostenregeling is afgeschaft.