4 mei 2015 -
Het is al langer bekend dat sollicitanten met een niet-westerse naam minder kans hebben op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek.
Het College voor de Rechten van de Mens behandelde twee zaken waarin de sollicitanten stellen dat zij zijn afgewezen vanwege hun niet-Nederlandse naam. In beide zaken oordeelt het College dat de werkgever de sollicitanten discrimineerde vanwege hun afkomst.
Niet welkom vanwege Irakese naam
Een man van Irakese afkomst solliciteerde bij een hotel als afwashulp. Het hotel wees de man nog diezelfde dag af, omdat er al genoeg afwassers waren. Zijn vriend met een Nederlandse naam solliciteerde een dag later op dezelfde functie en werd wel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Als de man hierover klaagt weigert het hotel de discriminatieklacht te onderzoeken. Volgens de werkgever heeft de man 'pure pech' gehad: een kwartier na zijn afwijzing kwam een vacature vrij doordat een oproepkracht plotseling opzei. Daardoor was er toen de vriend van de man solliciteerde wel een vacature. Maar na de zitting bij het College blijkt dit deze informatie onjuist. De oproepkracht had niet een kwartier na de afwijzing van de man opgezegd, maar al weken eerder. Deze gang van zaken wijst op discriminatie op grond van afkomst.
Het hotel brengt hier argumenten tegenin, die niet slagen. Het stelt al jarenlang personeel in dienst te hebben van niet-Nederlandse afkomst. Maar dat wil niet zeggen dat in dit geval niet is gediscrimineerd. En ook de verklaringen van de horecamanager bewijzen niet dat de afkomst van de man geen rol speelde. Daarom oordeelt het College dat het hotel de man discrimineerde bij de afwijzing en bij de behandeling van zijn discriminatieklacht.
Turkse versus Nederlandse naam
Bij een detacheerder solliciteerde een man van Turkse afkomst als projectmanager. De volgende dag ontving hij een afwijzing. Een week later solliciteerde hij opnieuw naar dezelfde functie onder de verzonnen naam 'Martin van Dongen'. Zijn brief en cv bleven vrijwel hetzelfde. De organisatie nodigde 'Martin van Dongen' wel uit voor een sollicitatiegesprek. De man klaagde hierover bij de directeur, die direct een onderzoek instelt. Volgens de detacheerder ging het om een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De business manager bekeek de eerste sollicitatie en vond het cv van de man te mager. De recruiter bekeek de tweede sollicitatie en zag wel mogelijkheden. Het College oordeelt dat de detacheerder met deze uitleg niet aantoont dat het bedrijf niet discrimineerde op basis van afkomst. Wel is de discriminatieklacht van de man zorgvuldig behandeld.
Aandacht voor arbeidsmarktdiscriminatie
Er is vanuit het kabinet veel aandacht voor discriminatie op de arbeidsmarkt. Onlangs nog besprak de Tweede Kamer de Kamerbrief arbeidsdiscriminatie van Minister Asscher. Hierin gaat de minister in op de slechte positie van mensen met een niet-Westerse afkomst op de arbeidsmarkt en op de maatregelen om deze te verbeteren. Het is belangrijk dat de minister zicht heeft en houdt op de actuele situatie op de arbeidsmarkt. Daarom brengt het College beide uitspraken onder de aandacht van de minister.
In 2014 adviseerde het College de Sociaal Economische Raad (SER) vanuit zijn jarenlange ervaring met discriminatiezaken. Het advies van het College is meegenomen in het rapport 'Discriminatie werkt niet'. In reactie op dit SER-rapport presenteerde het kabinet het 'Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie'. Zowel de SER als het kabinet onderstrepen het standpunt van het College dat discriminatie door stereotypering vaak niet of onvoldoende herkend wordt.