5 februari 2015 -
De arbeidsmarkt ontwikkelt zich snel, daarmee ook de behoefte in ondersteunende faciliteiten. In lijn met het nieuwe werken staat de toegevoegde waarde van flexwerken in bedrijfsverzamelgebouwen ter discussie.
De toegevoegde waarde van de huidige flexwerkplekken is te verwaarlozen omdat de onderlinge kennisdeling minimaal is, de deelnemende ondernemers te divers en de beschikbare ruimtes niet flexibel inzetbaar zijn. Dit stelt Bart Dekkers, Managing Director Baars & Bloemhoff.
Ontwikkelingen arbeidsmarkt
De generatie die geboren is rond 1940 was wat carrière betreft gericht op één ding, lifetime employment. Een vaste baan vinden en binnen hetzelfde bedrijf doorgroeien tot aan het pensioen was het ideaal. Men begon onderaan de ladder en klom de rest zijn leven op bij hetzelfde bedrijf. Veel werkgevers zorgde voor haar medewerkers van de wieg tot het graf; werken, leren, sporten en een woning werd verzorgd. Eenmaal binnen, zat u goed.
"Maar sindsdien is er veel veranderd," begint Dekkers toe te lichten. "In de jaren ’80, waar we steeds verder individualiseerden, kwam het ‘jobhoppen’ in zwang. Als men te lang bij dezelfde werkgever bleef hangen, was men te voorzichtig en miste men kansen elders in het bedrijfsleven. Vanaf eind jaren ’90 begon de slimme professional vooral voor zichzelf. Hij nam ontslag bij zijn werkgever, liet zich tegen een veel hoger tarief inhuren door zijn oud-werkgever en deed hetzelfde werk maar nu als freelancer; zonder vastigheid en voor eigen risico."
Vanaf het begin van de financiële crisis in 2008 waaide er een heel andere wind op de arbeidsmarkt. Door grote vraaguitval in verschillende sectoren wilden veel bedrijven graag sneller hun capaciteit kunnen aanpassen, naar beneden in de meeste gevallen. Ze wilden een vaste kern mét een zogenaamd flexibele schil waarmee ze capaciteit konden op- en afschalen naar behoefte. Dekkers: "Sinds 2008 is er daardoor een hele generatie starters opgegroeid in de wetenschap dat een baan, laat staan een vast dienstverband, al lang geen zekerheid meer is. Deze generatie bestaat uit zogenaamde digital natives, jongeren die van jongs af aan zijn opgegroeid met de computer, de tablet en de mobiele telefoon. Moderne professionals zijn dus steeds mobieler geworden. Werk hoeft niet meer tussen negen en vijf op een vast kantoor uitgevoerd te worden, maar kan vanaf elke willekeurige plek met een goede internetverbinding."
Het nieuwe werken en flexwerken
Uit deze ontwikkelingen vloeide uiteindelijk ‘het nieuwe werken’ voort. Dekkers: "In het begin werkte men met name vanuit huis. Maar inmiddels werken professionals overal waar een goede wifi-verbinding is, van koffiebarretjes en cafés tot bedrijfsverzamelgebouwen. Op dergelijke locaties werken brengt gezelschap en zou extra kennis, kunde en mogelijk werk moeten brengen. Mensen hebben elkaar nodig, vullen elkaar aan en werken samen in teams. Tegenwoordig werkt men steeds vaker in teams van wisselende samenstelling. In een ’netwerk organisatie’ zoekt men op basis van de te voltooien opdrachten professionals die complementair aan elkaar zijn voor de duur van het project. Hieruit worden gelegenheidscoalities gevormd. Dat kan voor een deel via internet met behulp van social media, maar het blijft nodig om elkaar ook in levende lijve te treffen. De afgelopen jaren zijn er daardoor diverse flexwerkplekken ontstaan zoals Seats2Meet, Nomadz of Igluu. Organisaties die op verschillende plekken in het land ruimte als werkplek aanbieden. U huurt er een vergaderruimte per uur of per bezette stoel. Daarnaast is er vaak een vrij toegankelijke open ruimte waar u gratis kunt gaan zitten, maar waar u geen privacy hebt."
Generieke bedrijfsverzamelgebouwen
Dekkers: "De toegevoegde waarde van flexwerken in een ruimte waar ‘iedereen’ welkom is, kent echter zijn grenzen. Ook voor architecten, interieurarchitecten, vormgevers en andere creatieven in deze branche, werken de algemene flexwerkplekken beperkend in plaats van verrijkend. "Als er geen enkele overeenstemming is tussen de verschillende gebruikers, is de onderlinge kennisdeling minimaal, waardoor synergie uitblijft. De business van de deelnemende ondernemers is vaak te divers om op structurele basis van toegevoegde waarde te zijn voor elkaar. De behoeftes van gebruikers liggen te ver uiteen en zijn niet complementair aan elkaar. Een boekhouder kan hooguit één keer gebruik maken van de kwaliteiten van een websitebouwer voor zijn site, maar daarna houdt het op. De uiteenlopende achtergronden van gebruikers uit diverse branches leveren dus geen vaste samenwerking op."
Een inventarisatie van Baars & Bloemhoff onder (interieur)architecten en creatieve ondernemers (met name werkzaam bij bureaus) liet zien dat zij weinig gebruik maken van externe flexwerkplekken. De uitzonderingen op de regel, die wel gebruik maken van externe flexwerkplekken, doen dat voornamelijk onder het mom van ‘verandering van spijs doet eten’. In een nieuwe werkomgeving vinden ze meer rust en dus meer focus en discipline om goed door te werken en een betere locatie ten opzichte van andere organisaties. Maar in de netwerkbehoefte wordt niet voorzien.
Branchespecifieke flexwerkplekken
"Om het flexwerken meer rendabel te maken, moeten zowel de ruimte als de andere deelnemers van de locatie aansluiten op de behoefte van de gebruiker," concludeert Dekkers. Uit de genoemde inventarisatie bleek ook dat negentig procent van de (interieur)architecten en creatieve ondernemers gebruik zouden maken van een externe flexwerkplek wanneer deze een branchespecifieke focus heeft. Dit omdat zij verwachten dat dit een positief effect heeft op de kennisdeling, hoeveelheid opdrachten en samenwerking.
Dekkers: "Door flexwerkers te faciliteren met werkplekken met een flexibele inrichting en een branchespecifieke focus sluit je veel beter aan op hun behoefte. Binnen branchespecifieke flexplekken vullen de gebruikers elkaar onderling voortdurend aan, kunnen ze makkelijker samenwerkingen aangaan op grote projecten en krijgen ze de kans om zichzelf binnen een nieuwe context te bewijzen. Al met al levert dat ervaringen op die een bijdrage leveren aan de competenties en ontwikkelingen van werkend Nederland. Het woord flexwerken, herbergt flexibel in zich. Wat flexibel is, is per definitie in staat te veranderen indien nodig. Dus wat blijft is verandering en wat verandert blijft. De rest is van tijdelijke aard."