4 april 2014 -
Hoewel de economie in de eurozone groeit, is de verwachting dat het herstel achterblijft bij andere grote economieën, zo blijkt uit de voorjaarseditie van de EY Eurozone Forecast (hierna: EEF). De EEF voorspelt dat het bruto binnenlands product (bbp) in de eurozone in 2018 slechts circa vijf procent hoger is dan voor de crisis.
Voor het Verenigd Koninkrijk en de VS wordt daarentegen een bbp verwacht dat twaalf procent, resp. 23 procent hoger uitkomt.
Groei
Na twee krimpjaren groeit de eurozone volgens de EEF in 2014 met 1,0 procent, waarna de groei in 2015 met 1,4 procent verder aantrekt. Dit is, afgezet tegen de groei in de eerste helft van het vorige decennium, nog weinig. In de periode 2016-2018 is de groei met 1,6 procent per jaar slechts iets hoger. Niettemin zijn er redenen voor voorzichtig optimisme, aangezien de consumentenbestedingen en de bedrijfsinvesteringen een geleidelijk herstel vertonen. In Nederland voorspelt de EEF dit jaar een groei van 0,6 procent en vervolgens een groei van 0,8 procent in 2015. In Nederland zijn er nog steeds factoren die de groei vertragen, zoals een beperkte groei van het reële inkomen, fiscale maatregelen en de beperkte beschikbaarheid van krediet.
Marcel van Loo, Managing Partner van EY in Nederland: "Het herstel van de eurozone zal waarschijnlijk dit jaar aan snelheid winnen, maar de prognose blijft enigszins onzeker. Het risico van uiteenvallen is duidelijk afgenomen en een aantal landen in de periferie hebben het verrassend goed gedaan, echter deflatie en werkloosheid blijven punten van zorg."
Verschillen tussen kernlanden
De prognose voorziet verschillen in de snelheid waarmee de diverse lidstaten zich herstellen. De kloof bevindt zich niet langer enkel tussen de kernlanden en de perifere landen. De EEF voorziet voor Ierland voor dit jaar een bbp-groei van 1,8 procent, terwijl Spanje met 0,8 procent ook weer groeit. Het hoogste groeicijfer in de eurozone is voor de jongste lidstaat Letland weggelegd, waarvoor de groeiprognose ruim vier procent bedraagt, gevolgd door Estland met 2,5 procent. Het Franse bbp groeit daarentegen naar verwachting met slechts 0,7 procent, minder dan het gemiddelde voor de eurozone. Ook voor andere kernlanden, zoals België, Nederland en Finland, wordt een zwakke groei voorzien.
Positieve factoren
Nu de druk vanuit de financiële markten en de Europese Commissie is afgenomen, kunnen overheden hun begrotingsdoelstellingen verruimen, eventueel gepaard met verdere hervormingen om de houdbaarheid van de schulden op langere termijn te verbeteren. Door de mogelijkheid van hogere bestedingen wordt de groei wellicht minder door begrotingsmaatregelen afgeremd dan op dit moment is voorzien. Daardoor zou de vraag vanuit de particuliere sector kunnen aantrekken, waardoor een positieve spiraal ontstaat.
Naast de mogelijkheid van minder strikte begrotingsmaatregelen lijkt het waarschijnlijk dat het monetaire standpunt van de eurozone in 2014 van de Amerikanen zal gaan afwijken. Onder invloed daarvan kan de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar in waarde gaan dalen en daardoor de export misschien nog meer stimuleren dan momenteel wordt verwacht. De inschatting van de EEF is dat de euro op dit moment met ongeveer tien procent is overgewaardeerd, dus een waardedaling zou zeker goed nieuws zijn.
Werkloosheid blijft hoog
Naast de beperkte beschikbaarheid van kredieten is de hoge werkloosheid een oorzaak van de voorspelde gematigde consumentenvraag in de komende jaren. Uit de prognose blijkt dat de werkloosheid in de eurozone in 2014 gemiddeld twaalf procent (in Nederland: 7,5 procent) zal bedragen – iets minder dan in 2013 – om geleidelijk licht af te nemen tot elf procent in 2018 (in Nederland: 6,9 procent). Evenals bij de bbp-cijfers zullen de grote verschillen tussen de lidstaten aanhouden. Het Griekse werkloosheidscijfer zal dit jaar nog tot 28 procent stijgen en daalt daarna langzaam tot net onder de 25 procent in 2018, terwijl het cijfer voor Spanje naar verwachting afneemt tot 25 procent dit jaar en vervolgens tot 23 procent in 2018. In Oostenrijk en Duitsland blijft de werkloosheid in de periode 2014-2018 het laagst met circa 4,5 procent, respectievelijk 5.3 procent. Terwijl de werkloosheid in een aantal eurolanden momenteel zorgwekkend hoog is, is de jeugdwerkloosheid een nog grotere bron van zorg, met name in de periferie. In Spanje en Griekenland ligt het cijfer boven de 50 procent, terwijl het in Slowakije, Italië en Portugal meer dan 30 procent bedraagt.