7 november 2013 -
Nu het CPB voor 2014 een lagere inflatie raamt (2,0 procent) dan voor 2013 (2,75 procent) en de gemiddelde loonstijging iets is toegenomen (van 1,4 procent in september naar 1,6 procent in oktober), komt de gemiddelde loonstijging dichter in de buurt van de inflatie. Een en ander blijkt uit de maandelijkse voortgangsrapportage van AWVN over de ontwikkelingen in de cao-onderhandelingen.
Voor het gehele cao-jaar 2013 is de gemiddeld afgesproken stijging van de cao-lonen 1,4 procent. Onder dat cijfer schuilen grote verschillen tussen sectoren. De koopkrachtstijging is het sterkst in sectoren die het meest exportgericht zijn. Dat zijn veelal industriële bedrijven en bedrijfstakken. De gemiddelde afgesproken loonstijging is daar 1,7 procent, maar in de (exportgerichte) industrie zijn loonstijgingen van 2,0 procent en meer voor het komende jaar geen uitzondering.
Nullijn
Werknemers die het moeten doen met lagere loonstijgingen of zelfs een nullijn zijn vooral werkzaam bij de overheid of aan de overheid gerelateerde sectoren en in de zakelijke dienstverlening. Werknemers in overheidssectoren moeten het de komende twaalf maanden doen met gemiddeld 0,74 procent erbij in het loonzakje. In de dienstensector, veelal op de binnenlandse markt gericht, bedraagt de gemiddelde loonafspraak 1,07 procent. In het bijzonder in de financiële sector blijft de loonstijging achter bij het gemiddelde.
Balans
AWVN roept werkgevers al sinds eind 2012 op om in nieuwe cao-afspraken de balans te vinden tussen loonkostenontwikkeling enerzijds en koopkrachtontwikkeling anderzijds. Met andere woorden: werkgevers kunnen afspraken maken die de loonkosten zo min mogelijk structureel verhogen en die tegelijkertijd de koopkrachtdaling zoveel mogelijk beperken. Een voorbeeld van dergelijk creatief loonbeleid is de eenmalige uitkering.
In het cao-jaar 2013 zijn inmiddels 408 nieuwe cao’s afgesloten. Dat is ruim tweederde van het totale aantal af te sluiten cao’s.