3 oktober 2013 -
Werknemers van Groningse en Friese bedrijven krijgen er de komende tijd relatief het meeste loon bij, 1,8 procent in 2013. Ook werknemers in Drenthe gaan er behoorlijk op vooruit met 1,7 procent. Werknemers van Utrechtse bedrijven komen er met 1,2 procent het minst af.
Een en ander blijkt uit een analyse van de regionale cao-ontwikkelingen door AWVN. De regioanalyse is een (vooralsnog) eenmalige aanvulling op de maandelijkse voortgangsreportage van AWVN over het verloop van de cao-besprekingen in het hele land. De regioanalyse is uitsluitend gebaseerd op ondernemings-cao’s.
Economische structuur
Volgens AWVN hangen de uitkomsten samen met de economische structuur van de verschillende provincies. Het bedrijfsleven in de provincies onderaan de ranglijst exporteert verhoudingsgewijs weinig. Juist in exporterende bedrijven en sectoren blijkt op dit ogenblik de meeste loonruimte te bestaan. ‘Koploper’ Groningen heeft het hoogste percentage exporterende bedrijven van Nederland. Daarbij heeft Utrecht - net als Noord-Holland, dat ook beneden gemiddeld scoort op de ranglijst - een sterke oververtegenwoordiging van (financiële) dienstverlening. In dienstverlenende sectoren worden momenteel de laagste loonstijgingen afgesproken.
Gemiddelde loonstijging
Uit de maandelijkse voortgangsreportage van AWVN blijkt dat vakbonden en werkgevers in 2013 inmiddels ruim 370 cao’s hebben afgesloten. In het hele jaar lopen ruim 500 cao’s af. De overeengekomen loonstijgingen in september bedroegen gemiddeld 1,35 procent. Dit is iets lager dan de gemiddelde loonstijging van alle 2013-akkoorden van 1,4 procent. Dit 2013-gemiddelde van 1,4 procent is weer lager dan de 1,6 procent voor 2012-akkoorden en 1,7 procent voor 2011-akkoorden. De aanhoudende recessie is dus duidelijk zichtbaar in recente cao-afspraken.
Eenmalige uitkering
Opvallend is dat dit seizoen in ruim één op de drie cao’s afspraken over eenmalige uitkering voorkomen, iets vaker dan in voorgaande seizoenen. Nog opvallender is dat de gemiddelde loonstijging van akkoorden met een eenmalige uitkering lager uitvalt (1,3 procent) dan akkoorden zonder een eenmalige uitkering (1,5 procent). Met andere woorden: de structurele loonstijging wordt dit seizoen (deels) omgezet in een eenmalige beloningsvorm. De eenmalige uitkering functioneert dit seizoen duidelijk als ventiel.