5 maart 2013 -
Na jarenlang een redelijk stabiel verzuimpercentage te hebben gehad, zien we in 2012 een duidelijke daling van het verzuimpercentage. Lag het landelijke verzuimcijfer in 2010 en 2011 volgens het CBS nog op 4,2 procent; als we de meest recente voortschrijdende cijfers mogen geloven ligt het nu op 4,0 procent. Een laagterecord voor Nederland. Dat stelt Falke & Verbaan BV.
De daling lijkt bijzonder te zijn in het kader van de stijging in het langdurig verzuim, gesignaleerd door de grote arbodiensten. Maar dit kan samengaan. Zo stijgt bijvoorbeeld in de zorgsector het verzuim van langer dan twee jaar elk jaar met kleine stapjes ((0,1 procent), terwijl het verzuim van korter dan een jaar al jaren gestaag daalt. Conclusie: over het algemeen wordt er minder verzuimd, maar wanneer verzuimd wordt is het risico dat het langer dan een jaar duurt, groter.
Nulverzuim
Dat er minder mensen verzuimen is zichtbaar in de stijging van het percentage nulverzuim. Verzuim is niet meer de norm, want het grootste deel van de Nederlanders verzuimt niet. Of dit met de crisis te maken heeft, is niet met zekerheid vast te stellen, maar er is een duidelijke verandering zichtbaar. Ook de vergrijzing, die vaak als een verzuimbepalende factor wordt genoemd vanwege het grotere aantal klachten van ouderen, lijkt minder invloed te hebben. Dit relativeert dus ook de invloed van medische vormen van preventie in relatie tot verzuim.
Meldingsfrequentie
Wat in dat kader interessant is, is dat de totale meldingsfrequentie (gemiddeld aantal malen dat een werknemer per jaar verzuimt) niet is gedaald. Dit percentage ligt nog steeds vrij stabiel rond de 1,1. Dit betekent dat, hoewel er een grotere groep is die niet verzuimt, de groep die wel verzuimt frequenter is gaan verzuimen. In verschillende organisaties zijn dan ook problemen op deelpopulatieniveau: het activeren van langdurig verzuimende en frequent verzuimende medewerkers.
Verzuimcultuur
Organisaties met een 'verzuimcultuur', waarbij medewerkers verzuimen als 'normaal' zien (laag nulverzuim, hoge frequentie, hoog percentage), zien we steeds minder in de statistieken. Maar binnen verschillende branches zijn ze er wel degelijk. Met name in de sector openbaar bestuur is regelmatig een verzuimcultuur zichtbaar. Conform de cijfers van het CBS is dit de enige sector waarin het verzuimpercentage in 2012 steeg. In de zorg en het onderwijs komt het ook nog met enige regelmaat voor, hoewel het nulverzuim in deze sectoren de laatste jaren flink is gestegen.
Verzuimbeheersing
De veranderende cijfers lijken vooral te worden veroorzaakt door meer organisaties, die zich actief bezig houden met verzuimbeheersing. Hierdoor ontstaan grote verschillen tussen branches en sectoren, maar ook tussen bedrijven onderling. Verschillen in het verzuimpercentage lijken met name te ontstaan door een groter aandeel van zeer langdurig verzuim (langer dan een jaar) bij organisaties met een hoog verzuim. Bij zorginstellingen met een laag verzuim valt doorgaans dertien procent van het verzuim in de categorie langdurig verzuim. Bij organisaties met een hoog verzuimpercentage betreft deze gemiddeld het dubbele: 26 procent. Het lijkt erop dat de stijging van het tweedejaars verzuim een sterke stijging bij enkele bedrijven betreft, in plaats van een kleine stijging over de hele linie, die u zou verwachten als het enkel werd veroorzaakt door vergrijzing en ziekte. De stijging in het nulverzuim lijkt wel overal plaats te vinden en een langdurige trend te betreffen. Zo steeg het nulverzuim in de bij Vernet aangesloten ziekenhuizen sinds 2008 het minst, maar toch nog 3,3 procentpunt. In de gehandicaptenzorg is een veel sterkere stijging van het nulverzuim te zien: 6,4 procentpunt in vijf jaar.
Hoop
Overigens bieden deze cijfers ook hoop voor inkomensverzekeraars die op hun ERD-portefeuilles verlies maken (deels door verkeerde premiestellingen, deels door niet effectieve schadelastbeheersing), het blijkt namelijk wel degelijk mogelijk om ook het langdurige verzuim te beïnvloeden door 'damage control' en het aanpakken van verzuimgenererende factoren in de organisatie.
Ondanks dat er in Nederland steeds minder verzuimers zijn, is er bij veel organisaties nog veel te winnen. Zo ziet Falke & Verbaan met enige regelmaat:
- bedrijven met een hoog frequent verzuim
- bedrijven met een hoog lang verzuim en dito WIA/WGA instroom
- bedrijven met problemen in de arbodienstverlening
- bedrijven met een te lage arbeidsproductiviteit
- bedrijven met te hoog verloop
- bedrijven met te laag verloop
- bedrijven die een hoge werkdruk ervaren
- bedrijven met leiderschapsissues
- bedrijven met problemen opgebied van veranderingsbereidheid en flexibiliteit
Duurzame Inzetbaarheid
Tegenwoordig worden deze thema's vaak onder de noemer Duurzame Inzetbaarheid gebracht: 'Werknemers die gedurende hun hele loopbaan, in een veranderende werkcontext, de gewenste werkprestatie (blijven) leveren'. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de korte termijn en (middel)lange termijn inzetbaarheid. Een bovenmatig hoog verzuim heeft een direct effect op de inzetbaarheid van medewerkers in het 'nu'. Maar een bovenmatig hoog verzuim is tevens een risicofactor voor de inzetbaarheid van medewerkers op de langere termijn. Door een bedrijfscultuur te creëren waarbij eigen verantwoordelijkheid van de medewerker en een open dialoog over blijvende inzetbaarheid de norm is, zal niet alleen het verzuim doen dalen, maar ook toekomstig verzuim beperken.