Belangrijke nadelen UFR wegnomen - per saldo nog onvoldoende duurzaam
22 oktober 2012 -
Het Actuarieel Genootschap (AG) stelt dat een Ultimate Forward Rate (UFR) invloed heeft op de verdeling van de pensioengelden over generaties. In de toelichting op het Septemberpakket stelt het Centraal Plan Bureau (CPB) dat met de gekozen 4,2 procent, in combinatie met de overige maatregelen in het pakket, sprake is van redelijk evenwichtige generatie-effecten.
Deze interpretatie van de berekeningsresultaten onderschrijft het AG op 'macro-niveau', maar tegelijkertijd merkt het AG op dat de generatie-effecten voor individuele pensioenfondsen wel degelijk kunnen verschillen.
Septemberpakket
Eind september maakte de Minister van SZW, in een brief aan de Tweede Kamer, het Septemberpakket bekend. De UFR maakt een wezenlijk onderdeel uit van dit pakket. In de toelichting refereert de Minister aan de door het AG genoemde (reëel geachte) nadelen bij het gebruik van de UFR. Op basis van de uitwerking van De Nederlandsche Bank (DNB) heeft het AG getoetst in hoeverre de nadelen ook daadwerkelijk weggenomen zijn.
Belangrijke nadelen
Voor het AG waren belangrijke nadelen bij het gebruik van de UFR, het afdekken van het renterisico en het mogelijk verkeerd inschatten van de risicovrije rente op de lange termijn, wat consequenties kan hebben voor de verdeling van de pensioenpot over de generaties.
Of een pensioenfonds zijn renterisico anders gaat beoordelen, hangt af of het fonds de aannames accepteert waarop de UFR-methode is gebaseerd. Echter, het AG constateert wel dat de totale rentegevoeligheid niet afneemt.
Disconteringsvoet
Een UFR is een disconteringsvoet; een disconteringsvoet is een inschatting voor de toekomstige 'opbrengsten'. Een 'te hoog' vastgestelde disconteringsvoet betekent een voordeel voor de oudere generaties. Een 'te laag' vastgestelde disconteringsvoet betekent een voordeel voor de jongere generaties. Achteraf kan pas worden vastgesteld of het 'te hoog', 'te laag' of 'evenwichtig' is geweest en of er dus sprake is geweest van ongewenste generatie-effecten.
DNB gaat het komend jaar nog ‘sleutelen’ aan de UFR-methodiek. Dit betekent dat na de wijzigingen in de rekenrente van de laatste tijd, ook volgend jaar weer wijzigingen aan zullen komen. Tevens wijkt de invulling van de UFR-methodiek voor verzekeraars op punten af van de UFR-methodiek voor pensioenfondsen. In de aard zijn de verplichtingen, een 'zekere' uitkering op lange termijn, grotendeels vergelijkbaar tussen een verzekeraar en een pensioenfonds, dus ook dit verschil moet nog verder geëvalueerd worden.
Reële rente
Het AG deelt de mening van het CPB dat een realistisch gekozen niveau van de lange rente ‘in de huidige situatie’ eerder onder dan boven de vier procent ligt. De Minister heeft aangegeven in 2013 extern advies in te winnen over de wijze waarop kan worden verzekerd dat de UFR onder het nieuwe Financieel Toetsingskader realistisch is en ook in de toekomst blijft.