Vrouwen verlaten techniek vaker en eerder dan mannen
12 september 2012 -
Technisch opgeleide vrouwen verlaten de techniek vaker dan mannen, zo blijkt uit het Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek (AGO) van Intelligence Group. Slechts 31 procent van alle technisch opgeleide vrouwen werkt momenteel nog in een technische functie ten opzichte van 54 procent van de mannen. In vergelijking tot de mannen zijn er relatief weinig vrouwen die na hun 40ste nog in de techniek werken.
Toch overweegt één op de drie vrouwen die momenteel niet meer werkt in de techniek, om weer in de techniek te gaan werken.
De vrouwen die momenteel nog in de techniek werken zijn vaker hoogopgeleid dan mannelijke technici. Van alle mannelijke technici heeft 21 procent een hbo-diploma en vijf procent een universitaire opleiding afgerond. Bij de vrouwen ligt dat percentage een stuk hoger. Hiervan heeft 41 procent een technische hbo-opleiding afgerond en veertien procent een master behaald. De interesses binnen techniek verschillen sterk tussen mannen en vrouwen. Bij mannen zijn elektro- en metaaltechniek veel populairder dan bij vrouwen. Vrouwen kiezen daarentegen verhoudingsgewijs vaker voor laboratoriumtechniek of chemische technologie
Vrouwen werken vaker als laborant, mannen als monteur
Binnen de technische functies verschillen mannen en vrouwen ook van elkaar. Twaalf procent van de vrouwen werkt als laborant, terwijl slechts een procent van alle technische mannen dat doet. Mannen werken daarentegen veel vaker als monteur. Technische functies die door zowel mannen als vrouwen worden uitgevoerd zijn procesoperator en ingenieur. De branches waarin mannen en vrouwen werkzaam zijn verschillen eveneens van elkaar. Beiden werken het vaakst in de industrie en chemie. Vrouwen werken daarnaast vaker in de gezondheidszorg en in de wetenschap. Mannen daarentegen werken vaak in de installatietechniek en bouwnijverheid.
R&D en administratieve functies
Slecht 31 procent van alle technisch opgeleide vrouwen werkt momenteel nog in de techniek. De overige 69 procent stroomt het vaakst uit naar de R&D (veertien procent) en in administratieve functies (elf procent). Dit houdt echter niet in dat deze vrouwen niet meer de techniek terug in willen. Maar liefst een derde van de vrouwen die niet meer werkt in de techniek, vindt het nog steeds aantrekkelijk om in de techniek te werken. Er lijkt echter een barrière te zijn die ze daarvan weerhoudt. Van de Nederlandse technici die werkzaam zijn in loondienst is slechts vijf procent vrouw. Daardoor is de technische wereld een zeer masculiene werkomgeving. Dit kan een bepaalde invloed hebben op de hoge uitstroom van vrouwen uit de techniek en wellicht de instroom ervan beperken. Uit het AGO blijkt dat vrouwelijke technici sterk van mannelijke technici verschillen. Het is aannemelijk dat dit op arbeidsvoorwaardelijk vlak ook het geval is. "Wellicht wordt door het hoge masculiene gehalte onvoldoende rekening gehouden met de arbeidsvoorwaardelijke wensen van vrouwelijke technici en willen ze daarom niet in de techniek (blijven) werken. Gezien de functies waarin de vrouwelijke technici uitstromen (R&D en administratief) lijkt dit een logische verklaring omdat de vrouwen daar veel dominanter in vertegenwoordigd zijn. Dit aspect verdient echter nader onderzoek," aldus Martin Hendriks (Arbeidsmarktonderzoeker bij Intelligence Group).
Enorm zonde, zeker omdat een betere balans tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke werknemers een uiterst positieve invloed heeft. Helaas is niet enkel de uitstroom van vrouwen groter, er is ook minder interesse van hen om in de techniek te werken.