21 februari 2012 -
Honderdduizenden gepensioneerden krijgen vanaf april 2013 misschien minder pensioen en bij miljoenen werknemers worden volgend jaar de opgebouwde aanspraken verlaagd. Dat blijkt uit evaluaties van de herstelplannen die pensioenfondsen bij toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) hebben ingediend.
De Pensioenfederatie, de koepelorganisatie waar bijna alle pensioenfondsen bij zijn aangesloten, heeft de fondsen die bij DNB een verlaging van de pensioenen hebben aangekondigd gevraagd om hun gegevens te mogen opnemen op een openbare lijst. 80 fondsen hebben aan dit verzoek voldaan. Zij informeren zelf de eigen deelnemers. Uit de lijst blijkt dat de voorgenomen kortingspercentages sterk variëren. Gemiddeld bedraagt de voorgenomen korting circa 2,3 procent. Enkele fondsen gaan al per 1 april van dit jaar de pensioenen verlagen. Voor het merendeel van de bijna 300 pensioenfondsen die bij DNB een evaluatie van hun herstelplan hebben ingediend geldt dat hun herstel zodanig verloopt dat pensioenverlagingen niet nodig zijn.
Laatste optie
Het verlagen van pensioenuitkeringen en -opbouw is een ingrijpende maatregel die fondsen pas nemen als andere opties niet meer openstaan. Het goed verdelen van de pijn over de verschillende groepen deelnemers en generaties is leidend bij de gekozen maatregelen. DNB beoordeelt in de komende maanden de voorgestelde maatregelen per fonds, een proces dat in mei wordt afgerond.
Voorgenomen maatregelen
De Pensioenfederatie wijst erop dat het veelal gaat om voorgenomen maatregelen, gebaseerd op de situatie van de fondsen per eind december 2011. Eind 2012 zal duidelijk worden of de nu aangekondigde maatregelen in volle omvang daadwerkelijk moeten worden doorgevoerd of dat de situatie is verbeterd of verslechterd. Van belang daarbij zijn de ontwikkelingen op de internationale financiële markten en vooral de rentestand waarmee de pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen. Die rente staat momenteel op een historisch laag niveau en dat werkt sterk negatief door in de dekkingsgraden van de fondsen. Vooruitlopen op mogelijke ontwikkelingen en daarmee ingrepen vooruitschuiven acht de Pensioenfederatie echter niet verantwoord.
Levensverwachting
De fondsen die nu pensioenverlagingen moeten aankondigen, hebben veelal eerder al andere maatregelen genomen om de problemen aan te pakken, zoals premieverhogingen en het niet aanpassen van de pensioenen aan de loon- of prijsontwikkeling. Naast de negatieve ontwikkelingen op de financiële markten en de lage rente is ook de veel sneller dan verwachte stijging van de levensverwachting een belangrijke oorzaak van die problemen. Pensioenfondsen moeten fors langer dan eerder verwacht pensioen betalen, zonder dat daarmee bij de premiestelling ooit rekening is gehouden.
Koopkracht
De nu aangekondigde maatregelen zijn weliswaar uniek en ingrijpend, maar de koopkrachteffecten worden gedempt door het feit dat de AOW, die gemiddeld meer dan de helft van het pensioeninkomen uitmaakt, niet wordt verlaagd maar zelfs iets verhoogd. De procentuele daling van het besteedbaar inkomen wordt daardoor beperkt. Afhankelijk van de hoogte van het aanvullend pensioen en de voorgestelde verlaging varieert het koopkrachtverlies voor gepensioneerden volgend jaar van vrijwel nihil tot enkele procenten. Bij hoge pensioeninkomens is de teruggang groter dan bij lagere. Op de website van het NIBUD staat een rekentool waarmee gepensioneerden het pensioenverlies bij benadering kunnen berekenen.