Wetsvoorstel werken naar vermogen leidt niet vanzelf tot meer werk
6 februari 2012 -
Het Wetsvoorstel werken naar vermogen gaat er niet automatisch toe leiden dat meer mensen met een beperking bij gewone werkgevers aan de slag komen. Het budget is met name in de eerste jaren ontoereikend om hulp en begeleiding te bieden aan mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij aanpassing van de werkplek, scholing van de medewerker voor een bepaalde functie en begeleiding van de medewerker op de werkplek.
Dat is de reactie van Cedris, de brancheorganisatie voor de sociale werkvoorzieningsbedrijven, op het Wetsvoorstel werken naar vermogen dat vandaag door staatssecretaris De Krom naar de Tweede Kamer is gestuurd. Cedris is in principe zeer positief over het doel van het wetsvoorstel, maar ziet een fors financieel probleem in de eerste jaren na invoering van de wet.
Loonkosten
Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat meer mensen met een beperking aan de slag worden geholpen bij een gewone werkgever, in plaats van in een beschutte werkplek. Cedris-voorzitter Iris van Bennekom juicht dat toe: "De SW-bedrijven zijn al een tijd bezig om meer mensen bij gewone werkgevers aan de slag te krijgen. Dat lukt ook goed, maar alleen met voldoende begeleiding en daar is geld voor nodig."
Het beschikbare budget gaat echter in de eerste jaren grotendeels op aan loonkosten. De huidige groep van 100.000 mensen in de sociale werkvoorziening behoudt de huidige cao, met een gemiddeld loon van 120 procent van het minimumloon. Eerder berekende Cedris al dat in 2015 ruim 80 procent van het budget van gemeenten voor re-integratie op zal gaan aan deze loonkosten. Dat betekent dat er nauwelijks geld overblijft voor hulp en begeleiding voor de totale doelgroep van 400.000 mensen van het wetsvoorstel.
Werktop
Dit betekent dat veel mensen niet aan de slag kunnen en dat er een groter beroep op andere voorzieningen zoals de zorg zal worden gedaan. Dit zal dus op andere terreinen leiden tot kostenstijgingen. Cedris juicht het toe dat het ministerie een Werktop organiseert om de kansen op werk voor de doelgroep te vergroten. Van Bennekom: "Voor het slagen van deze wet is de bereidwilligheid van werkgevers om met mensen in zee te gaan van doorslaggevend belang. We hopen dat bij zo'n top meer financiële middelen beschikbaar komen om de begeleiding en ondersteuning van werkgevers goed te regelen."
Beschut werk
In de nieuwe situatie blijft een aparte regeling voor beschut werk bestaan. De nieuwe instroom in beschut werk gaat straks ook vallen onder een (dure) cao. Cedris bepleit dat zij zouden moeten instromen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden die gelden voor de mensen die instromen in de regeling Werken naar vermogen. Er blijft dan meer geld over voor hulp en begeleiding en het vermindert de aanzuigende werking van beschut werk (en daarmee de druk op de wachtlijst).
Administratieve lasten
Tot slot heeft Cedris zorgen over de administratieve lasten waarmee het wetsvoorstel gepaard gaat. Om voor loondispensatie in aanmerking te komen, moet een ingewikkeld proces worden doorlopen voor het bepalen van de loonwaarde. Er komen twee toetsen: de toegangstoets en de loonwaardemeting. Dit moet periodiek worden herhaald. Cedris pleit ervoor dit proces te vereenvoudigen en te beperken tot één toets.