26 januari 2011 -
Eergisteren lanceerde Ernst & Young in samenwerking met Economist Intelligence Unit (EIU) het rapport Winning in a polycentric world. Dit rapport meet de globalisering van de 60 grootste economieën van de wereld. Nederland eindigt op de achtste plaats, terwijl de top drie wordt gevormd door respectievelijk Hong Kong, Ierland en Singapore.
De globalisering neemt niet overal ter wereld even snel toe. Het onderzoek wijst echter uit dat internationale markten op lange termijn steeds dichter bij elkaar zullen komen. Pieter Jongstra, bestuursvoorzitter van Ernst & Young: "Opkomende markten bieden enorme kansen. Ook het aantrekken van de economie en de verder gaande technologische innovatie zorgen voor een voortdurende globalisering van nationale economieën. Overheden zullen daar rekening mee moeten houden en kunnen zich protectionisme niet veroorloven."
Spanningsveld Hoewel de kloof kleiner wordt, zijn er ook nog steeds duidelijke verschillen bijvoorbeeld in het gemiddeld inkomen per hoofd. Waar dit in China ligt op 3.700 dollar, is dat in de Verenigde Staten 46.000 dollar. Dat brengt met zich mee dat producten en dienst die op de ene markt gericht zijn, niet automatisch geschikt zijn voor een andere markt. Pieter Jongstra: "Multinationals moeten in verschillende snelheden leren opereren zodat ze in markten met verschillende groeisnelheden succesvol kunnen zijn. Om succesvol te zijn in een zogenoemde polycentrische wereld moeten bedrijven zowel hun globale als lokale markt definiëren en hun innovatiestrategie hierop aanpassen. Vervolgens moeten ze nagaan of hun relatie met overheden en belastingdiensten hen in staat stelt om succesvol internationaal te opereren. Tot slot draagt een bestuur met uitgebreide internationale ervaring bij aan het resultaat."
Globalization Index In de Globalization Index wordt op vijf criteria gemeten: de openheid van handel, kapitaalbewegingen, de uitwisseling van technologie en ideeën, de bewegingen op de arbeidsmarkt en culturele integratie. Nederland scoort met name goed op de eerste drie criteria, terwijl de laatste twee achterblijven ten opzichte van de top tien landen. De index meet het relatieve niveau waarop landen actief zijn op het wereldtoneel. De metingen zeggen niets over de absolute of relatieve impact van een land op de internationale commercie of de wereldeconomie. Dat betekent dat landen met een grote binnenlandse markt, zoals China, India en de Verenigde Staten, ongeveer in het midden van de tabel uitkomen. Kleine landen die voor een groot deel afhankelijk zijn van export en wereldhandel komen bovenaan te staan, terwijl landen die wat meer van de buitenwereld zijn afgesloten, zoals Iran en Venezuela, onderaan verschijnen.