U stapt voor een zakenreis in het vliegtuig. Onderweg spreekt u met de piloot: een jonge vent. ‘Doet u dit al lang?’, vraagt u hem. ‘Nee’, antwoordt de piloot, ‘ik ben net afgestudeerd en dit is mijn eerste zelfstandige vlucht’. ‘Nou’, antwoordt u, ‘het gaat u in ieder geval goed af, het opstijgen verliep tenminste uitstekend!’ ‘Ja, daar ben ik dan ook erg goed in’, antwoordt de piloot. ‘Ik heb er mijn eindcijfer behoorlijk mee kunnen opkrikken, want voor landen haalde ik telkens onvoldoendes.
Bovenstaande anekdote zou u in werkelijkheid niet erg gelukkig maken. En het is ondenkbaar dat dit op waarheid berust. Onze piloten zullen hopelijk wel goed getraind worden op alle onderdelen van de vliegkunst. Toch geeft het een aardig beeld van hoe ons traditionele onderwijssysteem in elkaar steekt. De focus in het onderwijs is gericht op eindresultaten. En die worden uitgedrukt in cijfers. Als je voor een onderdeel van een vak een slecht cijfer haalt, kun je dat (alleen) ophalen met een ander onderdeel van dat vak. Het is zelden mogelijk om een proefwerk opnieuw te maken: we moeten door! Heb je iets gemist of slecht gemaakt?, dan is dat jammer. Je kans is voorlopig geschiedenis.