U komt binnen op uw werk. Op de balie bij de receptie staat een doos met gekleurd papier erom en een strik erop. Er staat geen naam op het pakket. Wel ziet u dat het deksel er los opzit. U kunt het er zo afnemen om een kijkje te nemen in de doos. U kijkt om u heen. Er is verder niemand in de hal. Wat doet u? Als u dat aan een kind van tien zou vragen, is het antwoord overduidelijk. Het kind zou willen weten wat er in zit, ongeacht voor wie het pakket bedoeld was. Misschien bent u ook zo nieuwsgierig. Maar het kan ook zijn dat u er helemaal geen aandacht aan schenkt. U bent op weg naar uw werkplek en er bestaat niets verrassends dat u nog kan afleiden om van dit pad af te wijken.
Een goede eigenschap?
Vindt u nieuwsgierigheid een goede eigenschap? Dat hangt er uiteraard maar net vanaf wat u onder nieuwsgierigheid verstaat. Nieuwsgierigheid wordt beschreven als de lust om te weten en het onbekende te doorgronden. Maar het woord lust heeft in vele oren al een negatieve klank. Het klinkt een beetje als onbedwingbaar genot. En dat is dan toch niet wat je wilt? Aan kinderen leren we daarom om hun nieuwsgierigheid te bedwingen. Belangstelling is mooi, maar als je als kind té veel wilt weten, noemen we je een nieuwsgierig aagje. Je mag niet overal met je vingers aan zitten, je mag niet overal komen, je mag vreemde mensen niet aankijken en je mag niet zomaar alles vragen. Dat is onbeleefd! Bij volwassenen wordt nieuwsgierigheid vergeleken met bemoeizucht. En daarmee vormen we een bedreiging voor de privacy van anderen. En dat is belangrijk, vooral in deze tijd!