Stelt u zich eens voor dat u een kind van drie jaar bent. Ik geef u een doos met blokjes. Enthousiast begint u met het bouwen van een toren. Hij stort in. U laat zich nog niet ontmoedigen. U begint opnieuw. Telkenmaal stort uw toren in. Niets aan de hand! Gaandeweg doet u ontdekkingen. Als u de blokjes niet recht boven elkaar legt, maar trapsgewijs, dan blijven uw muren beter overeind. Toch hebt u de kneep nog niet helemaal te pakken. De blokjes liggen nog een beetje scheef en dat maakt uw bouwwerk instabiel. Een nieuwe instorting! Maar u blijft het proberen en proberen totdat…
De eerste kritiek
Nu komt uw oudere broertje of zusje eraan. Hij ziet u klungelen met de blokjes en duikt ertussen om u te "helpen". In no time zet uw sibling een stevige toren neer. Klaar, de toren staat! Toch bent u niet blij want het is niet úw toren. U wilt het zelf doen en dat laat u blijken ook! U geeft de toren een duw en begint opnieuw met bouwen. Uw broertje of zusje kijkt kritisch toe. Dat maakt het niet makkelijker. Alleen al de aanwezigheid van de ander – die heeft bewezen dat hij of zij het wel goed kan – maakt u nerveus. U let er helemaal niet meer op of de blokjes nog mooi trapsgewijs liggen. Uw doel is nu zo snel mogelijk resultaat te behalen en natuurlijk gaat dat fout: boem! Uw zorg wordt bevestigd. Uw broertje of zusje begint nu opmerkingen te maken over uw steeds falende pogingen: