Kunt u zich nog het moment herinneren dat u solliciteerde naar de functie die u nu uitoefent? In uw sollicitatiebrief schreef u dat u het werk als een uitdaging beschouwde. En ook tijdens het gesprek liet u uw enthousiasme over de functie blijken. U had er écht zin in om met iets nieuws te beginnen, u in te zetten voor het nieuwe werk en nieuwe mensen te leren kennen. In de eerste maanden dat u in deze functie werkte, was u buitengewoon gemotiveerd. Elke dag deed u ontdekkingen die u inspireerden tot creativiteit. U was gericht op mogelijkheden en zag die overal om u heen. U vond het geweldig om anderen te motiveren en samen met hen veranderingen tot stand te brengen. Naar uw gevoel droeg u met uw werk ergens aan bij. Uw activiteiten waren zinnig. Aan het einde van uw werkdag voelde u zich moe, maar voldaan.
Wat is er gebeurd met uw motivatie?
Misschien bent u nog even gemotiveerd als toen. Toch kan het ook zijn dat er in de tussentijd veel is veranderd. Niet zozeer uw werkzaamheden en contacten zijn anders geworden, maar eerder uw persoonlijke houding daartegenover. Uw alledaagse routines zijn omgeturnd in een sleur. En de dingen die u voorheen als uitdagingen beschouwde, ervaart u nu eerder als lastige problemen die het gemak waarmee u uw werk doet in de weg staan. U bent vaker aan het strijden voor uw eigen belangen en uw positie in de organisatie dan dat u zich op positieve wijze inzet voor het werk, dat u voorheen zo ambieerde. Als belangrijkste reden hiervoor geeft u aan dat u te weinig uitdaging in uw werk ervaart. En dat zorgt ervoor dat de werklust u ontgaat. Aan het eind van uw werkdag voelt u zich nog steeds moe, maar deze vermoeidheid voelt heel anders aan dan toen u net met dit werk begon. U haalt geen voldoening meer uit wat u doet. Misschien ziet u er op sommige momenten zelfs tegenop om naar uw werk te gaan.